Mijn depressie begon als droefheid. Althans, dat dacht ik | De Morgen

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief


Mijn depressie begon als droefheid. Althans, dat dacht ik

Column Sabrine Ingabire

Sabrine Ingabire is journaliste en schrijfster. Ze is aan de slag bij NRC Handelsblad in Amsterdam. Haar column verschijnt tweewekelijks.

Mijn depressie begon als droefheid. Althans, dat dacht ik. Ik was negen en we zouden naar Vlaanderen verhuizen. Voor een vluchteling die op dat moment maar vijf jaar in België was, was dat net iets te veel. Ik had toen al twee internaten gezien, eentje in Wallonië, voor even, een ander in Brussel, drie jaar lang. Een vlekkeloos Kinyarwanda was plaats aan het maken voor een nog meer vlekkeloos Frans. Van het Swahili bleef bijna niets meer over. Mijn familie nam me dat kwalijk. Nu nog steeds. Alsof ik besloot mijn moedertalen te vergeten.

Dat begreep ik allemaal niet, toen. Al wat ik wist was: we gaan verhuizen, je gaat opnieuw een nieuwe taal moeten leren. En vooral: je gaat je vrienden, die je beschouwt als je ware familie, weer verliezen.

Zo begon de droefheid. Als naschoolse huilsessies in Brussel. Ik nam ze mee bij de verhuis – ze werden op den duur een voorschoolse activiteit en, op heel moeilijke dagen, ook mijn lievelingsbezigheid tijdens de speeltijd verstopt op het toilet.

Uitzichtloze put

Vorige week las ik een zin in het boek Kétala van Fatou Diome die me aan die tijd herinnerde: “La tristesse est une mer où tous perdent pied.” Ik verdwaalde inderdaad in mijn droefheid tot het een uitzichtloze put werd. Aan mijn brede glimlach en goede punten had je het niet kunnen zien.

Kan ik ook even zeggen dat ik Vlaanderen verschrikkelijk vond? Ook al was mijn beeld van Vlaanderen beperkt tot Ninove. Die onverklaarbare, maar diepgewortelde angst voor het Frans. Hoe ik geholpen werd in mijn academisch traject, omdat ik vlotter talen leerde dan de twee andere Franstalige meisjes die samen met mij aan het vijfde leerjaar begonnen. Of de snelheid waarmee werd toegestaan dat zij uit de boot zouden vallen. Het gemak waarmee die stad me overtuigde dat ik naar mezelf en naar andere zwarte mensen moest verwijzen met het n-woord, hoewel ik uit een stad kwam waar ik had geleerd dat dat in het Frans ondenkbaar was. De aanhoudende racistische ‘grapjes’, door leerkrachten, leerlingen, onbekenden, vrienden. En de opmerkingen.

Sabrine Ingabire: “Kan ik ook even zeggen dat ik Vlaanderen verschrikkelijk vond? Ook al was mijn beeld van Vlaanderen beperkt tot Ninove.” Beeld © Bart Leye

Ik zou kunnen beschrijven hoe het was toen ik mezelf begon te snijden als alternatief voor mijn aanhoudende zelfdodingsgedachten. Of over hoe het voelde om zoveel tijd in mijn kamer door te brengen dat ik stopte met honger voelen, en bijgevolg jarenlang 48 kilo woog, ondanks mijn snelgroeiende borsten, heupen en billen. Of hoe die eerste echte poging gebeurde, op mijn twaalfde, toen ik bijna een week lang niet at omdat ik liever dood wilde zijn dan aan een nieuw schooljaar beginnen.

De aanvaarding

Maar ik wil het liever hebben over de aanvaarding dat mijn depressie een ziekte was. Niet iets om je over te schamen. Daarna aanvaardde ik dat ze chronisch was en dat het oké was om niet oké te zijn – en ik leerde die druk van mij af te schudden. Ik werd lief voor mezelf, ook op dagen waarop mijn brein mij gebood dat niet te zijn.

Telkens als ik dood wilde, ging ik slapen. Geen zelfdodingsplannen maken of voltooien. Slapen. Ik besefte dat, als ik zo verder ging, ik wellicht lang zou leven dus ik besloot, eerst met tegenzin, dat zo goed mogelijk te doen. Ik begon voor mezelf te zorgen, gezonder te eten, gerichter te bewegen, alleen water en thee te drinken. Ik werd eerlijker met mezelf, mijn vrienden, mijn opdrachtgevers – “het gaat even niet, ik haal het niet”. Ik plande meer rustdagen in en leerde actiever nee te zeggen.

Ik was aan het helen.

En vorige maand overviel het mij: ik ben niet meer suïcidaal. Begrijp me niet verkeerd, ik zou het niet erg vinden om morgen niet te ontwaken, zoveel hou ik niet van het leven. Maar voor het eerst in dertien jaar weet ik dat ik niet diegene ben die een eind zal maken aan mijn leven. Dat beseffen was heftig. Zelfdoding was mijn go to geworden als alles me te veel werd – wat bleef er nu nog over, behalve vechten voor dit leven?

Dit leven dat nodeloos zwaar is. Want vechten voor dit leven betekent niet alleen omgaan met mijn trauma’s, pijnlijk verleden en depressieve neigingen, het betekent omgaan met alle wonden die er telkens bij komen. Het betekent zich voortbewegen als zwarte vrouw in een wereld die zwartevrouwonvriendelijk is. Het betekent omgaan met de gevolgen van kolonialisme en de wreedheid van kapitalisme. Het betekent niet alleen omgaan met mijn pijn, maar ook met die van mijn familie – met die van mijn moederland.

Ik besefte op een dag dat mijn depressie als droefheid begon, en dat die droefheid nog voor ik geboren was ontstaan was. Ook dat is heftig.

Dus ik ben trots dat ik niet meer suïcidaal ben, ik heb er heel lang voor gevochten. Maar soms, als ik denk aan die nodeloze zwaarte, ben ik daar ook droevig om.

Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.