Frederik Willem Daem ging voor zijn debuut­roman drie jaar lang op café: ‘André Hazes was mijn grootste inspiratiebron’ | De Morgen

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief

Frederik Willem Daem ging voor zijn debuut­roman drie jaar lang op café: ‘André Hazes was mijn grootste inspiratiebron’

Drie jaar lang schuimde Frederik Willem Daem (32) volks­cafés in Brussel af. Hij kon niet vermoeden dat hij met zijn debuut Tekens van leven een tijds­document had geschreven, een ode aan onze café­cultuur. ‘Op café vinden de mensen elkaar in hun eenzaamheid.’

Maart 2020 moest de maand worden waarin Frederik Willem Daem twee van zijn droomberoepen zou cumuleren: schrijver en cafébaas. In het hoekpand tegenover de Brusselse KVS – ooit berucht als het prostitutie­café Tropicana – zou Daem een eigen bruine kroeg opstarten, eentje zoals het fictieve café De Kauw waar zijn debuut­roman, Tekens van leven, zich grotendeels afspeelt. Het moest het decor worden voor zijn boekpresentatie, optredens, een karaoke­sessie, een biljarttoernooi. Een briljante promo­actie voor een roman, in ieder geval. Tot bleek dat pintjes tappen en boeken signeren in corona­tijden niet erkend worden als cruciale sectoren, en alle plannen van tafel werden geveegd.

Daems roman ligt na wat uitstel eindelijk in de winkel, en ook het café is er, zij het voorlopig zonder doel. Aan de deur hangt een briefje ‘Café De Kauw nog steeds gesloten’. Samen met vrienden knutselde Daem hier een pooltafel in elkaar, de houten lambrisering is van karton. Hij hing een dartbord aan de muur, en prikte met een pijltje tal van gaten eromheen. Alsof dat duidelijk moet zijn: hier hebben mensen al wat verloren.

Café De Kauw bestaat écht, vertelt Daem, want het staat op Google Maps. Er is al een eerste review binnen, van ene Alexander Daem, naar alle vermoedens de broer van. Vijf sterren: “Best Long Island Iced Tea in town!”

Dat we allemaal maar doen alsof, het is een idee waar Daem van doordrongen is. “We doen alsof we schrijver zijn, of papa, of volwassen. We doen zo lang alsof, tot we er zelf in gaan geloven.” Over drie weken wordt dit café afgebroken, ondertussen leeft het idee om er theaterperformances te organiseren. Met acteurs die doen alsof ze op café zitten. “Geen idee waarom ik me weer op zo’n project heb gestort”, zegt Daem. “Misschien voelde het gewoon als een leuker idee dan direct terug achter de laptop te kruipen.”

Daem bouwde een heus volks­café na. “Ik dwing mezelf om het moeilijke pad te kiezen. Ik had Brussel nodig, waar het leven moeilijker en chaotischer is. Ik zoek frictie op.”Beeld Illias Teirlinck

Blijkt dat nog niet eens zo’n makkelijke klus, uitbater spelen van een café zonder bier. De zon schijnt en de stad heeft dorst. Af en toe komt hier iemand polsen of er iets geschonken wordt. Gelukkig blijkt het antwoord ‘Dit is een kunst­project’ erg doeltreffend in het wegjagen van potentiële klanten.

‘Scheelt er iets?’ Misschien was het wel allemaal om die vraag te doen. Zoveel mensen die je ooit alleen in een kroeg aantrof en waarbij het na een minuut of vijf al duidelijk werd dat hij of zij op niemand wachtte. (…) Een plek waar ze konden verdrinken wat verdronken moest worden, zich tegenover niemand hoefden te verantwoorden en waar ze, als ze al een vraag gesteld kregen, de vrijheid hadden die te negeren, zonder dat dit voor hen enig gevolg had: Wat scheelt er met u? Och, waar moet ik beginnen? Waar ge ook maar wilt. Het was de haiku van de staminee.’
(Uit ‘Tekens van leven’)

Frederik Willem Daem • geboren op 6 september 1988 in Jette • woont in Sint-Jans-Molenbeek • studeerde twee jaar film aan Sint-Lukas in Brussel, en scenarioschrijven aan het RITCS in Brussel • publiceerde kortverhalen in onder meer Das Magazin, Revisor, The Literary Review, en DW B • was vanaf 2015 mede­oprichter van het drie­maande­lijkse kunsten­magazine Oogst, dat in 2018 werd stopgezet • won in 2016 de debuutprijs voor zijn eerste verhalenbundel, Zelfs de vogels vallen Tekens van leven is zijn eerste roman  

Drie jaar lang schuimde Daem authentieke volks­cafés in Brussel af. “Participatief onderzoek”, noemt hij het zelf, in zaken met namen als Prestige en Au Petit Stella, in de buurt waar Daem woont en ook opgroeide, in Noordwest-Brussel: Laken, Jette, Koekelberg. Daar waar de stad niet als een groot­stad aanvoelt, zegt hij: “Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik mijn jeugd in een eerder landelijke omgeving heb doorgebracht. Voetballen op een pleintje, in het weekend naar de markt. Dat voelde meer aan als een dorp dan als een grote metropool.”

Hij herinnert zich hoe hij als kind soms met zijn vader op stap ging. “Hij zat in de politiek (Werner Daem, was o.a. eerste schepen in Jette voor sp.a, red.), dus hij ging beroepshalve vaak op café om met mensen te praten. Net zoals ik nu ook doe voor mijn job”, lacht Daem. “Na de markt gingen we ‘iets drinken’. Maar dat we daar bleven zitten wanneer die cola op was, dat vond ik raar. Wat deden we daar eigenlijk? Het doel van die plek, als kind snap je dat niet.”

Vrijplaats

Of hij ondertussen wél snapt wat het doel is van een café­bezoek? “Absoluut, ik ben een gretige café­ganger. Ik moet mezelf inhouden, of ik zou elke dag op café zitten. Het ontmoeten van mensen, dat is toch de basis. Het is een soort vrijplaats, waar je met een wildvreemde aan de praat kunt geraken, en waar bij wijze van spreken een advocaat en een bouwvakker samen een potje kunnen poolen. Dat is de belofte van een café, dat er een inter­actie kan ontstaan die op haast geen enkele andere plek nog mogelijk is. Het is een bijzondere balans tussen private en publieke ruimte. Iedereen mag daar zomaar binnen zonder entree te betalen, je gaat op een kruk zitten en maakt deel uit van iets. Dat unieke gegeven, van een ontmoetingsplaats waar alle restricties wegvallen, staat in deze tijden nog meer onder druk.”

Daems boek lag nog niet in de winkel of het is al een tijdsdocument, zegt hij zelf. Bleek hij zomaar een visionaire ode te hebben geschreven aan onze café­cultuur die twaalf weken volledig stil­lag. “Maar ook daarvoor was het voor mij al duidelijk dat dit soort authentieke volkscafés met uitsterven bedreigd wordt. Als je nu leest dat tooghangen aan banden wordt gelegd, dat je moet reserveren voor je ergens mag gaan zitten, enkel met mensen uit je eigen bubbel. Dat ondermijnt al het spontane en het bandeloze dat avonden op café zo bijzonder maakt.”

Frederik Willem Daem in De Kauw: “Binnen in het café waan je je in een veilige cocon, maar de wereld daarbuiten verandert onherroepelijk.”Beeld Illias Teirlinck

Op één cruciaal moment in Tekens van leven zullen kenners ook Café De Raaf herkennen, het Antwerpse cult­café dat beroemd en vooral berucht werd dankzij vaste stamgast Jean-Marie Berckmans. Voor de vijfentwintigste verjaardag van Berckmans’ roman Café De Raaf nog steeds gesloten (1990) schreef Daem een kortverhaal dat de kiem legde voor deze roman.

“Ik ben toen een maand lang elke dag in De Raaf gaan zitten, aan een tafeltje achter mijn laptop. Puur als toeschouwer, want ik vond die omgeving heel intimiderend toen. Er is een soort macho­gedrag onder die café­gasten dat heel ver afstaat van hoe ik ben.” Het was al het begin van het einde van Café De Raaf. “Er was net een nieuwe eigenaar, die zelf wat te veel in de pinten vloog. Nooit verstond ik een woord van wat hij zei, want hij sprak altijd met een dubbele tong.”

Toogwijsheid

Het was daar dat Daem besefte wat een bijzondere setting dit is, met gasten die elke dag langskomen, een barvrouw/­mamafiguur/­psychologe die de spil is van de hele groep, hoe het café voor deze mensen hun hele wereld vormt – “voor een worm in een mierikswortel, is de hele wereld mierikswortel” zo luidt het in het boek, volgens een Hebreeuws gezegde slash toogwijsheid.

Daem: “Je vraagt je ook af wat er met die mensen gebeurt als die cafés er niet meer zijn. Ik had het te makkelijk gevonden om te beschrijven hoe triestig en marginaal het eraan toeging. Ik heb geprobeerd om vooral de schoonheid te zien. Natuurlijk is er alcoholisme en eenzaamheid. Maar anders zaten die mensen wellicht thuis in hun eentje te drinken. Hier vinden ze elkaar in hun eenzaamheid. Het wordt een soort collectief verdriet.”

Het zijn dit soort volkscafés die in de groot­steden tegenwoordig omarmd worden door een jonge generatie. Het is ook een scène in Daems roman: niets zo cool als een feestje organiseren in een afgeleefd volks­café, terwijl de vaste gasten niet weten wat hen overkomt. Hipsters houden van deze plekken, maar op een ironische manier. Zoals het cool is om André Hazes goed te vinden.

“Nee, André Hazes is écht fantastisch”, zegt Daem en hij meent het. “André Hazes is voor mij de Nederlandse Leonard Cohen. Ik wilde heel graag eens in een interview vertellen dat hij mijn grootste inspiratiebron was voor dit boek.” Voilà, bij dezen.

Beeld Illias Teirlinck

“Maar ik snap wel wat jonge mensen in deze cafés zoeken, het is de drang naar authenticiteit die je in vele aspecten van de hipstercultuur terugvindt. Omdat de wereld zo complex en verwarrend is geworden, grijpen we terug naar wat herkenbaar en vertrouwd aanvoelt. En bij uitbreiding is er een soort nostalgie die de hele samenleving in de ban houdt: kijk hoe de politiek ook teruggrijpt naar oude waarden. Die cafés houden de belofte in van een soort veiligheid, een plek waar de tijd is blijven stilstaan en waar het leven voorspelbaar is. Maar het wordt ook snel een beetje fout, als je daar als buitenstaander binnenkomt met een dedain, alsof je naar een attractie in Bokrijk komt kijken.”

De dreiging van buitenaf wordt mooi gesymboliseerd door een kolonie regenboogparkieten in onze hoofdstad. Daem ziet ze vaak tijdens zijn wandelingen tegen valavond naar hun nest vliegen – naar die ene boom in het Elisabethpark bij de Basiliek van Koekelberg. Ooit moet iemand hier een paar afgedankte huisdieren hebben gelost in het park, en nu zit het er vol. Een mooie gedachte, vindt Daem, dit voorbeeld van natuurlijke evolutie, die haaks staat op onze krampachtige pogingen om de oude realiteit te conserveren. “Die parkieten zijn de invasieve exoot die ons natuurlijke ecosysteem in gevaar brengt, en zo symbool staat voor een bedreiging van de gevestigde orde. Daarbinnen in het café waan je je in een veilige cocon, maar de wereld daarbuiten verandert onherroepelijk, en de vraag is maar hoelang je nog kunt standhouden.”

‘Twee vinkjes gaven aan dat zijn foto haar had bereikt en Andreas had geen zin om te reageren op al het voorgaande. Hij begreep niet hoe de romantische gevoelens die zijn melige foto had opgeroepen, na het lezen van haar bericht zo snel konden plaatsmaken voor een gelaten vermoeidheid. Het was alsof zijn sentimentaliteit alleen maar kon bestaan in quarantaine, op een plek waar zijn theoretische liefde niet aangetast kon worden door de werkelijkheid.’
(Uit ‘Tekens van leven’)

Het staat er echt, op pagina 269, dat woord dat vandaag een heel andere lading heeft gekregen dan toen de auteur het gebruikte: ‘quarantaine’. Of hoe onze gevoelens en ideeën makkelijker overeind blijven los van de realiteit.

Frederik Willem Daem: “Dit is de allereerste keer dat ik gewezen word op mijn eigen mentale kwetsbaarheid. Ik zal moeten inzien dat ik dit niet in mijn eentje kan fixen.”Beeld Illias Teirlinck

Op een bepaalde manier zet het hoofdpersonage Andreas zichzelf ook in quarantaine; op café gaan is een manier om even niet aan zijn eigen leven te moeten deelnemen. De nachten in De Kauw zijn een pauzeknop. Na een stukgelopen relatie breekt hij radicaal met zijn job, zijn vrienden, zijn woonst. In café De Kauw is er niemand die hem kent en dus niemand die iets van hem verwacht.

Daem: “Dat is iets dat ik in deze periode wel vaker heb gehoord: dat mensen deze gedwongen stilstand tijdens de lockdown heel confronterend maar ook bevrijdend vonden. We doen vaak gewoon wat van ons verwacht wordt, we functioneren voor een groot deel op automatische piloot. Dat geldt zeker voor Andreas: hij heeft een heel leven opgebouwd in de lijn der verwachtingen, en elk stapje volgt logisch op het vorige, van studies naar job naar relatie.”

Soms worden we ons daarvan bewust – dan volgt een depressie, burn-out, een midlifecrisis – maar veel vaker blijven we doorgaan, met een sluimerend ongenoegen dat we makkelijk weg­duwen. Of weg­drinken. “Je kunt maar het roer omgooien als je even vertraagt. Andreas breekt heel radicaal met alles, en moet terug op zoek naar wie hij eigenlijk is. Zeker als je een identiteit hebt opgebouwd als koppel, en zo lang samen één solide vorm hebt gevormd, welk deel ben jij dan wanneer je uit elkaar gaat?”

Chaotisch leven

Het lijkt of de personages geen actieve deelnemers zijn in hun eigen leven, alles lijkt hen te overkomen. ‘De kabbel’ zoals Daem het noemt in zijn boek, is het grote schrikbeeld: “Als je niet oppast, dan kabbelt je leven verder.” Is het mogelijk, om de resetknop in te drukken en je leven helemaal om te gooien? “Ik geloof daar heel sterk in, dat je kunt beslissen om bewust een andere richting in te slaan. Hoe moeilijk dat soms ook is.”

Het is iets waar hij zelf goed in is, zegt Daem. Dat hij hier nu zit te vertellen over zijn debuutroman, is het resultaat van die weloverwogen levenskeuzes. En de risico’s die hij bereid was te nemen. Een vijftal jaar geleden had hij nog een job in communicatie en reclame, “dat liep goed, tot ik besefte dat ik die opdrachten eigenlijk alleen aannam voor het geld. Ik ging er op lange termijn niet gelukkig van worden. Het leek me belangrijker om tijd vrij te maken om te schrijven, zelfs als ik daardoor wat luxe moest inleveren. Ik kan best met minder geld rondkomen, maar tijd is te kostbaar. Als je even niet oplet ben je weer vijf jaar verder.

“Dat is een constante, hoe ik mezelf dwing om het moeilijke pad te kiezen. Toen ik een tijd in Antwerpen woonde, leek me dat een makkelijke stad om van te houden. Maar het voelde haast te comfortabel, het zou me niet uitdagen. Ik had Brussel nodig, waar het leven moeilijker en chaotischer is. Ik zoek frictie op, om me scherp te houden, denk ik.”

Al stuit hij daardoor af en toe op grenzen: “Natuurlijk dacht ik gisteren: ‘Waarom zit ik hier een f***ing pooltafel in elkaar te knutselen?’ Omdat het te makkelijk zou zijn om het niet te doen, zeker? Ik heb graag stress, ik zoek situaties op die ongemakkelijk zijn. In dat spanningsveld ontstaan mooie dingen.”

Beeld Illias Teirlinck

Rond de tijd dat zijn roman in de winkels had moeten liggen, kon Daem niet goed ademen. Dat had vast niets te maken met het uitstel van zijn boek, waar hij vier jaar aan had gewerkt. Het stond zeker los van de verwachtingen die op hem rusten, als winnaar van de debuutprijs, als jonge Vlaming onder contract bij de prestige-uitgeverij De Bezige Bij. Nee, de oorzaak voor de ademhalingsproblemen waren wel duidelijk voor Daem: hij had corona. “Die eerste dagen toen corona het nieuws ging beheersen, was ik er echt van overtuigd dat ik besmet was. Het helpt niet dat ik een hypochonder ben, ik begon als een bezetene op mijn ademhaling te letten, en dat maakt het natuurlijk alleen maar erger. Ik werd gek van de drukte van de stad, ik werd paniekerig als ik in een winkel stond. Nu nog, kan ik het soms voelen opkomen. Heel akelig.”

Ondertussen ziet hij in wat dit is: noem het hyperventilatie, paniekaanvallen. De oorzaak zit wellicht tussen zijn oren. Wat het alleen maar moeilijker maakt. “Dit is de allereerste keer dat ik gewezen word op mijn eigen mentale kwetsbaarheid. Ik ben natuurlijk al triest geweest, ik weet dat je door verliefdheid fysieke pijn kunt ervaren. Maar dat je mentale welzijn plots zo kan kantelen en je leven gaat beheersen, dat had ik zelf nooit aan den lijve ervaren. Ik ben heel rationeel. Als een probleem tussen je oren zit, dan kun je het ook met je gedachten beheersen, dacht ik.”

Aan het woord is de auteur die ooit een kortverhaal schreef met de titel: ‘Angst is ne knop die ge kunt omdraaien.’ “Nee, zo werkt het dus niet”, zegt hij vandaag. “Twee jaar geleden ben ik gestopt met roken, en ik dacht dat dat het moeilijkste was dat ik ooit zou doen. Een rookverslaving is ook een dwanggedachte, en het sterkte me dat ik dat puur op mentale kracht had kunnen overwinnen. Ik dacht dat met paniek ook zo zou werken – dat je kunt beslissen: ‘Stop hiermee.’ Maar ik zal moeten inzien dat ik dit niet zomaar in mijn eentje kan fixen.”

Slechte benen

Hij rationaliseert graag alles, zegt Daem. “Dat is een rode draad in alles wat ik doe. Problemen oplossen, verdriet verwerken: ik pak alles aan door het te onderzoeken, ik wil begrijpen hoe iets werkt.” In zijn roman leidt dat tot gedachte-expedities over onbemande ruimtevaartmissies op Mars, over een porno­site waar je vrouwen kunt bevredigen met dildo’s op afstandsbediening, over de prestaties van Roberto Baggio tijdens het WK voetbal van 1994. 

“Ik hou ervan om verbanden te zoeken. Het hoofdpersonage wordt verteerd door schuldgevoel omdat hij zijn lief heeft bedrogen. Hij ziet wielrenners op televisie, die een slechte rit rijden en blijkbaar alle schuldgevoel of spijt zomaar van zich af kunnen zetten. ‘Ik had slechte benen’, zeggen ze bij de aankomst, en daarmee lijkt de kous af. Ik ben dol op wielrennen, die ontkoppeling tussen geest en lichaam vind ik dan geweldig fascinerend. De schuld voor een nederlaag afschuiven op uw eigen ledematen, dat is toch een kunst op zich? Hoe kun je verliezen zonder jezelf verwijten te maken, dat is iets dat ik dan wil begrijpen. Omdat daar troost in zit.”

Daem: “Ik zie mezelf al niet meer snel in een stampvol café staan. Die zorgeloosheid, dat komt niet zo snel terug, vrees ik. Enfin, tot ik dronken ben, wellicht.”Beeld Illias Teirlinck

Hij noemt zichzelf een controlefreak. Deze roman was eerst dubbel zo dik, toen hij aan het schrappen ging “om het scherper te krijgen”. Daarnaast maakte Daem ook de covertekening, besliste hij over de lay-out, zette hij zelf het hele caféplan op poten. “Misschien ga ik daar te ver in, maar ik kan niet anders. Dus natuurlijk was het moeilijk, toen alles waar ik zo lang en hard mee bezig was geweest in duigen viel. Het werd me ook snel duidelijk dat we in een wereld terechtkwamen waar alleen aandacht was voor die ene grote, urgente zaak. En dat er in het midden van een pandemie misschien niemand op een nieuwe roman zit te wachten. Dan besef je dat je maar heel weinig échte controle hebt over je leven. Dit moest ik gewoon aanvaarden, ik kon hier niemand de schuld van geven.” Oké, eerlijk, hij geeft het toe: “Ik heb in het begin wel een paar keer ‘fuck China’ gezegd.”

Een avondje toeval

Dit is niet het moment om hem eraan te herinneren dat de lancering van zijn roman eigenlijk in september vorig jaar gepland stond. Daar was een goede reden voor: hij wilde dat zijn vader, die toen ziek was, het nog zou kunnen meemaken. “Die laatste maanden schreef ik de hele nacht door, sliep ik een paar uurtjes, en ging ik naar het ziekenhuis. Elke dag.”

Het boek kwam dus niet te laat, de dood kwam natuurlijk te vroeg. “We hadden er blind op gehoopt dat hij het wel zou halen, zijn overlijden kwam toch nog heel onverwacht. Toen heb ik mezelf een maand schrijfpauze opgelegd. Het is verleidelijk om op zo’n moment weg te lopen of je op het schrijven te storten, maar ik wilde juist tijd nemen om dat verlies onder ogen te zien en het verlies heel bewust te beleven.

“Ik had een moeizame relatie met mijn pa. Ik heb me vroeger heel erg afgezet tegen hem, maar uiteindelijk streef je toch de goedkeuring na van je ouders. Daar ontsnap je niet aan. Ik denk dat hij wel trots was op wat ik deed, maar dat werd nooit uitgesproken. Hij was het soort man dat weinig emoties toonde en zich niet kwetsbaar opstelde. Mijn stiefmama vertelde dat hij blijkbaar gehuild heeft op de uitreiking van mijn debuutprijs, maar ik kreeg een goedkeurend knikje en verder geen woord. Dat is toch zonde, wat heb ik daaraan?

“Zelf was hij geboren in Congo en heel jong weggestuurd om op te groeien bij zijn grootmoeder in België. Hij heeft zijn ouders dat nooit vergeven, hun band is nooit echt hersteld. Maar toen mijn grootvader stierf, bleek hij dozen vol knipsels te hebben verzameld over de carrière van mijn pa. Dat is zo spijtig, hoe dat van de ene op de volgende generatie herhaald wordt. Ik hoop in ieder geval dat ik dat kan doorbreken. Als ik papa ben, wil ik tegen mijn kinderen van ganser harte kunnen zeggen dat ik fier op hen ben.”

Beeld Illias Teirlinck

Zelf heeft hij niets van de typische binnenvettersmentaliteit. Daem noemt zichzelf een ‘people person’, heel extravert van nature.“Ik zit natuurlijk vaak in mijn eentje thuis te schrijven, maar ik ben absoluut geen eenzaat. Ik ontmoet graag mensen, ik vind het niet moeilijk om emoties te uiten en ik pak mijn vrienden graag eens vast. Terwijl het nu twee maanden geleden is dat ik iemand een hand of een knuffel heb gegeven.

“Ik vind het erg vreemd hoe snel we aan deze nieuwe toestand gewend zijn geraakt. Daarnet nog zag ik twee mensen in een winkel elkaar de hand schudden, en ik schrok. Het gaat lang duren voor dat gedrag terug zal veranderen. Ik zie mezelf als hypochonder al niet meer snel in een stampvol café staan. Die zorgeloosheid, dat komt niet zo snel terug, vrees ik. Enfin, tot ik dronken ben, wellicht. Dan vallen alle regels en beperkingen weg. Maar wellicht komt de hypochonder in mij dan de volgende ochtend naar boven, en ga ik achteraf toch panikeren.”

Stel dat hij in een imaginaire covid­vrije wereld carte blanche krijgt, met welke m/v – dood of levend – wil hij een avond op café hangen? “Dat is een moeilijke. Ik denk dat ik dan liever voor een avond vol toeval kies, in plaats van op voorhand mijn gezelschap te kiezen. Dat vind ik het mooiste: in café Le Coq belanden zonder dat je iets gepland hebt, op een van die avonden dat er een uitbundigheid in de lucht hangt. Een nacht vol toeval en onverwachte ontmoetingen. Dát, graag.”

De auteur is dit weekend aanwezig in zijn Café De Kauw om te signeren. Adres: Hooikaai 1, 1000 Brussel.

Frederik Willem Daem, ‘Tekens van leven’, De Bezige Bij, 304p., 23,99 euro.Beeld rv