Rond het uur vertelt Peleman over hoe hij de plaat van Walter Grootaers geproduceerd heeft.
“Waar we tegenwoordig meestal beginnen met de muziek, de ritmesectie, de instrumentalisatie, en dan de zang op het laatste, “piramide maken”, ben ik nu gestart met de zang (enkel ondersteund op akoestische gitaar) en heb ik muzikanten samengezet om zich creatief uit te laten. Als we luisteren naar de grote groepen van vroeger, The Beatles, The Doors, The Who,… die zijn niet in de studio gedoken op zoek naar een sound. Die zetten zich samen, speelden samen en zo kregen die hun unieke sound. De mens zit vol fouten. Als ge luistert naar de Stones van toen, dat schuurt, kraakt en piept langs alle kanten, maar dat maakt net de charme.
Tegenwoordig in de studio wordt alles digitaal rechtgetrokken, dat trekt op niks. Ge kunt dat best vergelijken met een geruit A4-papier, waar zo proberen de muziek perfedt over de lijntjes van de ruiten te leggen. Stoem!”
Wat later wordt er gepraat over de liefde en wat liefde doet werken. Peleman vertelt dat hij al dertig jaar samen is met zijn vrouw en er nooit aan gedacht heeft haar te bedriegen. Hun (haar) kat kreeg een broodnodige nieuwe heup ter waarde van 3000 euro, een goeie gitaar voor Peleman dus. Maar kijk, hij vergelijkt de liefde en het leven met een luchtballon; daar moeten ook lelijke zandzakjes aanhangen, want anders werkt dat niet. Die zandzakjes, dat is bijvoorbeeld die kat voor Peleman, of sommige mensen, of andere dingen die storen, maar dat is dus gewoon omdat het zo moet zijn.