Dimitri Verhulst: ‘Toen ik nog als animator werkte, was er een pot met zwart geld: had je seks met iemand, kreeg je een bedrag. Was die jonger dan 16 jaar, kreeg je het dubbele’
Stef Selfslagh18 juni 2024
‘Bechamel Mucho’Dimitri Verhulst: ‘Ik heb alle schaakapps van mijn telefoon moeten zwieren, zo verslaafd was ik geworden. Ik zeg het niet graag, maar ik vind een verslaving iets moois.’Beeld Thomas SweertvaeghernormalMet Bechamel Mucho, de wereld ingestuurd als ‘de ultieme zomerroman’, brengt Dimitri Verhulst (51) zijn vijfentwintigste boek in vijfentwintig jaar uit. In Gent maken we de voorlopige balans van zijn schrijverschap op. ‘Mijn relevantie is miniem gebleken.’
Een godverdomse middag in een godverdomse centrumstad. Hoewel de lentezon uitnodigt tot het inzetten van de siësta, is progressief Gent klaarwakker. In het Universiteitsforum, door iedereen het UFO-gebouw genoemd, schoppen UGent-studenten hun rector een Gaza-geweten; in het naburige Viernulvier Café, door iedereen de Vooruit genoemd, bereiden koks gerechten die ‘lef’ zijn: lokaal, ecologisch en fair trade. Het land mag dan in een rotvaart naar rechts marcheren, Gent blijft het stedelijke equivalent van een 505-concert.
Krijg een melding bij belangrijke artikelen over algemeen nieuws.
Dimitri Verhulst, op zijn 51ste nog altijd gezegend met een kop die al lang op een gevelvullende poster van modeontwerper Paul Smith had moeten prijken, oogt ontspannen. Hij heeft zich twee jaar de zelfdestructieve ziel uit het lijf gewerkt en doet het tijdelijk wat rustiger aan. Al staat de schrijver in hem altijd in waakstand, zegt hij. ‘Ik ben een mijnwerker in mijn eigen hersens. Altijd aan het wroeten, altijd aan het spitten.’
In februari vorig jaar verhuisde Verhulst van Poitou-Charentes opnieuw naar Gent. De magie van la France profonde was na vijf jaar min of meer uitgewerkt en bovendien had hij hier een film te regisseren: Waarom Wettelen, de prent waarvoor hij een eeuwigheid geleden al het scenario schreef. ‘Acht jaar lang was ik de lul die op café zei: ik ga een film maken. Nu ligt Waarom Wettelen gemonteerd en wel te wachten om vertoond te worden. En geloof me: het is het beste wat ik ooit heb gemaakt. Ik ben al twintig jaar de man van De helaasheid der dingen. Vanaf oktober zal ik de man zijn van Waarom Wettelen.’
Tot het zover is, praten we over Bechamel Mucho, Verhulsts nieuwe roman, die met zijn aquarobics-omslag onverbiddelijk de geur van zonnebrandolie, sangria en okselzweet oproept. Bechamel Mucho speelt zich af in een Spaans clubhotel, waar vertier de vorm aanneemt van cocktailgames en bingoavonden, waar animatoren karaokeklassiekers zingen als ‘Dicke Titten’ en ‘Kartoffelsalat’, en waar dankzij dronken Britten voortdurend ‘een latente dreiging van voetballiederen in de lucht hangt’. Gasten van allerlei slag passeren de revue, al zijn ze zonder uitzondering vrouwelijk, snakken ze zonder uitzondering naar zielenheil en willen ze zonder uitzondering geneukt worden door Alex, een al wat oudere animator die zijn zelfverachting in een pluchen penispak verstopt.
Op het einde van de zomer moet Alex beslissen wat hij met de rest van zijn ontsporende leven nog wil aanvangen. Of juister: wie hij als gehavende veertigplusser nog wil worden.
Bechamel Mucho is geen autobiografische roman, zegt Dimitri Verhulst. Maar dat neemt niet weg dat hij op zijn 23ste een zomer lang zelf hotelentertainer is geweest. En dat een zin als ‘het vak van animator was belastend voor de lever en de lul’ bijgevolg kan gelden als een waarheidsgetrouwe omschrijving van de job.
‘Het hotel waar ik heb gewerkt, bevond zich in de Balearen: in Porto Cristo, een badplaats in het oosten van Mallorca. Ik was nog maar net gearriveerd of de manager van het hotel gaf me al een lijst met de kamernummers van de alleenstaande vrouwen. ‘Pik er een kamer uit en bezorg de bewoonster ervan een onvergetelijke week’, zei hij. Niet veel later kwam ik erachter dat er in het hotel een pot met zwart geld circuleerde. Als je met iemand seks had gehad, kreeg je een bedrag uit die pot. En als je met iemand jonger dan 16 seks had gehad, kreeg je het dubbele van dat bedrag.’
‘Wij zijn een treurig volk met vrolijke foto’s. Iedere zomer opnieuw zet iedereen zichzelf in het uitstalraam van zijn socials. Gelukkig zijn is een verplichting geworden waaraan niemand nog kan voldoen.’Beeld Thomas Sweertvaeghernormal‘Want, zo luidde de redenering: als de kinderen het jaar daarop willen terugkomen, komen de ouders ook terug. Er is mij nooit expliciet gezegd: ‘Ik zou willen dat je de ballen van tussen je benen poept.’ Maar je leerde snel dat dat wel degelijk de bedoeling was. En je zag het ook aan je maandelijkse afrekening.’ (lacht)
En? Goed verdiend?
(grijnst) «Ik heb er godverdomme veel te weinig uitgehaald. Zeker omdat ik in die tijd een mooi, gespierd lijf had. De vrouwen boden zich bij bosjes aan. Als ik de tijd kon terugdraaien, ik zou de schroom die ik toen voelde snel laten varen. (lacht) Wat ik in Porto Cristo wél gedaan heb, is mij elke avond te pletter zuipen. Ik kon zoveel gratis bourbon drinken als ik wilde. De helft van de animatoren is na het zomerseizoen met een drankprobleem van Mallorca gestrompeld.»
Alex, de animator in Bechamel Mucho, doet aan ‘bellettristisch beffen’: tijdens het beffen van de vrouwelijke hotelgasten vormt hij met zijn tong de letters van een zelfgeschreven vers. Ik durf het bijna niet te vragen, maar is ook dat iets wat je tijdens je hotelcarrière hebt geleerd?
«Nee, dat bellettristisch beffen heb ik uit een stuk in Le Monde waarin werd uitgelegd hoe je precies moet beffen. De auteur van het stuk raadde aan om met je tong alle letters van het alfabet te vormen, kwestie van voldoende variatie in je likbewegingen aan te brengen. Dat is me altijd bijgebleven en is nu in Bechamel Mucho beland. Waar het – geef toe – thuishoort.» (lacht)
Alex is geen typische entertainer. Je noemt hem ‘één brok melancholie, de oude ziel uit een jazzbalad’. Verklaart dat zijn succes bij de vrouwen?
(knikt) «Vrouwen hebben graag een projectje. Zoals een man kickt op een huis dat hij kan repareren, kickt een vrouw op een man die ze kan herstellen. Een veralgemening, ik weet het, maar niettemin een universele waarheid. De vrouwelijke personages in mijn boek worden niet primair door geilheid gedreven. Ze rampetampen zich van troost naar erkenning, ze neuken om zichzelf te verdoven. Net zoals Alex, trouwens.»
Je hebt jezelf in interviews ook weleens een narcotische neuker genoemd.
«Ik ben narcotisch op vele gebieden. Afgelopen winter heb ik bijvoorbeeld narcotisch geschaakt. Ik heb alle schaakapps van mijn telefoon moeten zwieren, zo verslaafd was ik geworden. Ik zeg het niet graag, maar ik vind een verslaving iets moois. Die totale toewijding, die volledige overgave, dat allesopslorpende: ik vind het prachtig. Een verslaving lijkt, soms meer dan liefde, op liefde. Vijf opnames in de afkickboerderij hebben mijn alcoholistische vader niet kunnen helpen. Omdat hij het volkomen passionele alleen maar in zijn verslaving vond.»
Hoe is jouw relatie met alcohol tegenwoordig?
«Ik vrees dat ik gaandeweg ben gaan lijken op de man die mijn kindertijd heeft stukgemaakt. Ook mij blijft de drank trouw. Al is dat misschien een al te voorspelbaar geformuleerde gedachte voor iemand die al vroeg door zijn moeder werd verlaten. Niettemin: ik hou van flessen en honden omdat ze zo trouw zijn. Drank is mijn beste vriend in wie ik me vergist heb.»
Maar die je desondanks telkens weer in je armen sluit.
«Het is een gevecht. Maar tenminste wel nog een gevecht. Zodra ik niet langer bewapend ben met liefde, staak ik de strijd. Eigenlijk wil ik zelf de fles zijn, en gulzig leeggezopen worden. Ik zal me daarna hervullen, andermaal aanbieden, en eindelijk min of meer gelukkig zijn. (grijnst) Maar je wilde me dus spreken over mijn nieuwe roman?»
‘Als er iemand de sossen een klap heeft toegebracht, zijn het de sossen zelf. Dat Vooruit niet door de grond zakte van schaamte na de racistische uitspraken van Conner Rousseau, is misschien wel schadelijker dan de uitspraken zelf.’Beeld Thomas SweertvaeghernormalOok daarin speelt drank een hoofdrol. De hotelgasten leven op een dieet van Pornstar Martini’s en Black Widow Spiders.
«Ze drinken geregeld meer dan goed voor ze is, ja. Ze worden natuurlijk ook aan de lopende band getrakteerd door de animatoren, die van het hotelmanagement onophoudelijk gratis drankjes mogen laten aanrukken, in de hoop dat de hotelgasten hen betalend terug trakteren.»
Hoewel de hotelgasten in de watten worden gelegd, zijn ze volgens jou niet te benijden. ‘Hun verlof was het veel te kleine cadeautje van het kapitalisme’, schrijf je. ‘Een doekje voor het leegbloeden, een schijnvertoning van welvaart’. Dat is natuurlijk niet hoe de hotelgasten zelf hun vakantie zouden omschrijven. Zij zouden uit de omvangrijkheid van het hotelbuffet juist afleiden dat ze geslaagd zijn in het leven. Waarom hen die overtuiging misgunnen?
«Ik misgun hen niks. Maar ik denk dat ze zelf ook wel beseffen dat zo’n clubhotel een schijnwereld is. De luxe die je daar ervaart, is bordkartonnen luxe: de valse marmeren zuilen, de plastic palmbomen, het buffet dat wel mooi oogt maar naar drek smaakt, het is van een droefenis die je niet voor mogelijk houdt. Maar als je in een schoenenfabriek werkt en je kunt maar twee weken per jaar op vakantie, begrijp ik heel goed dat je in de illusie van je clubhotel wilt geloven.»
De hotelgasten kunnen tijdens hun verblijf voortdurend diploma’s winnen. Zelfs balletjes naar een gat in een plank gooien kan hen een gewichtig ogende oorkonde opleveren. Alles om het gammele zelfbeeld op te lappen?
«Ik heb die diploma’s als animator elke dag uitgedeeld. En ik verzeker je: de mensen werden daar ontzettend gelukkig van. Om de illusie van een clubhotel in stand te houden, moeten de gasten verwend worden. En zo’n diploma draagt daaraan bij. In het hotel waar ik zelf heb gewerkt, werd regelmatig een missverkiezing georganiseerd. Twee dagen lang kregen de deelneemsters gratis kapbeurten, gelaatsverzorgingen, lingerie, oesters, champagne, noem maar op. Op de dag van het defilé waanden ze zich godinnen. Dat was natuurlijk één grote leugen, maar wie ben ik om het onnozel te vinden dat die vrouwen zich een dag lang goddelijk hebben gevoeld? Al wilde ik het zelfbedrog waarmee zo’n missverkiezing gepaard gaat in mijn boek wel benoemen.»
Eigenlijk vind je vakantie tout court een vorm van zelfbedrog. ‘Reizen is vergeefs’, zei je in de VPRO-reeks Made In Europe, ‘het is altijd de eerste stap van terugreizen.’ Het is dwaas om te denken dat je al reizend aan je zorgen kunt ontsnappen?
«Ik geloof niet dat op vakantie gaan een zelfreinigend proces is, nee. Dat is het voor mij alleszins niet. Ik wil ook thuis met mezelf in het reine kunnen komen. Als me dat alleen in een paradijselijk oord lukt, heb ik een probleem.»
Op Instagram lijken veel mensen tijdens hun vakanties nochtans opnieuw geboren te worden.
«Wij zijn een treurig volk met vrolijke foto’s. Iedere zomer opnieuw zet iedereen zichzelf in het uitstalraam van zijn socials. Zie mij het goed hebben! Zie mij geslaagd zijn! Het heeft iets schrijnends dat de prestatiemaatschappij waarin we leven zich ook na de werkuren manifesteert. Gelukkig zijn is een verplichting geworden waaraan niemand nog kan voldoen. Ik gun het iedereen dat hij zich, al was het maar één keer per jaar, wil afficheren als een mens met een gedegen kennis van zandkorrels en cocktails. Maar ik zie in die vakantiefoto’s vooral de mislukking van ons maatschappelijk model. Als we zo veel belang hechten aan vakanties, doen we iets helemaal fout. We moeten ervoor zorgen dat we niet alleen in onze vakanties zingeving vinden, maar ook in onze jobs.»
‘Ik heb altijd oog voor de krabbers’, zei je ooit. Toch heb ik het gevoel dat je de krabbers in Bechamel Mucho met minder mildheid beschrijft dan gewoonlijk. Je bestempelt de Balearengangers als ‘scharrelaars die besparen op hun tandvullingen om twee weken per jaar de rijken na te apen’, ‘zichzelf minachtende proletariërs die zich liever vereenzelvigen met het gedachtegoed van rechts.’
«De krabbers zijn naar rechts opgeschoven, dat is gewoon een realiteit. De paringsdans die het Vlaams Belang al jaren met de arbeiders opvoert, begint op te brengen. Ik merk dat ook aan de resultaten van de stemtesten die ik heb gedaan: ik scoor hoger op Vlaams Belang dan op N-VA. En dat heeft alles te maken met het links ogende economische programma van het Belang.»
Radicaal-rechts heeft het socialisme opgeslokt?
«Als er iemand de sossen een klap heeft toegebracht, zijn het de sossen zelf. Dat Vooruit niet door de grond zakte van schaamte na de racistische uitspraken van Conner Rousseau, is misschien wel schadelijker dan de uitspraken zelf. Want dat betekent dat het ideologisch kompas van de partij kapot is. Ik zal niet beweren dat het socialisme dood en begraven is, maar dat de socialisten in Vlaanderen zonder partij zitten, daar neig ik me bij aan te sluiten.»
De kritiek op de consumptiemaatschappij die Bechamel Mucho bijwijlen is, wordt het scherpst geformuleerd in de zin: ‘In het Westen had men zijn vrije tijd ingeleverd om zijn vrije tijd te kunnen betalen.’ Respectloos geparafraseerd: we werken ons kapot om ons dingen te kunnen veroorloven die we niet nodig hebben?
«Al die mensen die elke dag hun kloten afdraaien, wat krijgen die daar eigenlijk voor terug? Het gemiddelde loon staat totaal niet in verhouding tot wat we ervoor moeten doen. Ik vind eigenlijk dat wij daar nog vrij rustig onder blijven. De middenstand regeert het land? Ik dacht het niet. Ook veel zelfstandigen werken zich te pletter en houden op het einde van de maand nauwelijks iets over. Partijen als Vooruit en PVDA hanteren een veel te enge definitie van ‘de werkende klasse’. Ze zouden er beter ook de kleine, armlastige zelfstandigen toe rekenen. We gaan hen toch niet laten creperen omdat het zelfstandigen zijn, zeker?»
‘Ik geef toe dat ik het te vaak nalaat om trots op te zijn op wat ik heb bereikt. Maar ik voel soms schaamte bij de erkenning die ik krijg.’Beeld Thomas SweertvaeghernormalHij vlucht even naar buiten om een sigaret te gaan liefhebben, de ex-roker in mij kijkt hem na met een mengeling van jaloezie en medelijden. Wanneer hij weer terug is, toont hij me op zijn telefoon een foto van het huis in Porto Cristo waar hij tijdens zijn maanden als animator logeerde.
«In dit huis heb ik, op een mooie dag in 1996, een brief gekregen van Sander Blom, mijn uitgever. Hij schreef dat hij De kamer hiernaast, mijn eerste verhalenbundel, graag wilde publiceren. Ik ben met die brief in complete euforie de straat opgelopen, waar ik ben opgeschept door een witte Mercedes. Terwijl ik op de motorkop lag, nog steeds met de brief van Sander Blom in mijn hand, was ik aan het gieren van het lachen. Gepubliceerd worden was mijn levensdroom, die aanrijding was het gelukkigste ongeluk van mijn leven.» (lacht)
De kamer hiernaast werd in 1999 gepubliceerd. Vijfentwintig jaar later telt het oeuvre van Dimitri Verhulst precies vijfentwintig boeken. Hij won de Gouden Uil Publieksprijs voor De helaasheid der dingen en de Libris Literatuurprijs voor Godverdomse dagen op een godverdomse bol. In 2015 schreef hij met De zomer hou je ook niet tegen het gegeerde boekenweekgeschenk. En maar liefst drie van zijn boeken werden verfilmd. Redenen genoeg om kaasstengels, minipizza’s en champagne te laten aanrukken, denkt een mens dan, maar dat is buiten de jubilerende schrijver gerekend. «Er valt weinig te vieren, ik heb in mijn carrière geen potten gebroken. Ik wilde de Vlaamse literatuur op de wereldkaart zetten, maar dat is mislukt. Mijn relevantie is miniem gebleken.»
Je hebt een klassieker geschreven. Je wordt bewierookt om ‘het vuurwerk van taal’ dat je in je boeken afsteekt. En wellicht heb je aan één Billy-kast niet genoeg om al je vertalingen in te klasseren. Ik ken schrijvers die voor dat parcours een paar essentiële ledematen over zouden hebben.
«Ik geef toe dat ik het te vaak nalaat om trots op te zijn op wat ik heb bereikt. Maar ik voel soms schaamte bij de erkenning die ik krijg. Zeker omdat er genoeg goede schrijvers zijn die het zonder aandacht moeten stellen. Alleen wanneer ik op straat word aangesproken door een twintigjarige, die mij met knikkende knieën vertelt hoe belangrijk mijn boeken voor hem of haar zijn geweest, heb ik vrede met mijn oeuvre. Op die momenten denk ik: die vijfentwintig jaar eenzaamheid zijn niet voor niets geweest. Maar voorts weet ik maar al te goed dat mijn vergeetput al gegraven is. Waarom zou ik straks nog gelezen worden als zelfs Richard Minne al door iedereen vergeten is? Ik ken mijn plaats: een donkere, vochtige kelder.»
Wat is het grootste verschil tussen de debuterende Dimitri Verhulst en de Dimitri Verhulst die vandaag voor me zit?
«De gelofte van armoede die je als schrijver moet afleggen, ging mij als debutant beter af dan als ancien. Ik begin het steeds onrechtvaardiger te vinden dat ik me na al die jaren zelf mijn bonen te hebben gedopt bij mijn tandarts geen twee rijen bekijkelijke tanden kan kopen. En ondertussen zijn er vetbetaalde politici die artiesten voor subsidieslurpers uitmaken. Hád ik maar subsidies gevraagd, denk ik soms. Ik zou een rustiger schrijver zijn geweest, minder opgejaagd door mijn rekeningen. Willens nillens ben ik een broodschrijver geworden, uit noodzaak, en daardoor heb ik enkele boeken veel te snel uitgegeven. Dat spijt me vreselijk.
«Tijdens de zeldzame uren dat ik mild kan zijn voor mezelf, besef ik dat in die mindere schrijfsels al de aankondiging van een beter werk zat. Ook Louis Paul Boon heeft een hoop rommel gemaakt om tot iets beters te komen. Maar toch. Ik vergeef Boon makkelijker dan mezelf. (lacht) Het is troostend, ergens, dat ik dankzij mijn rottende longen en mijn lekkende lever geen vijfentwintig jaar meer zal schrijven. De stapel miskramen zal niet veel hoger worden. Maar: ik mag niet vergeten dat ik ook een tiental boeken heb geschreven die de moeite waard zijn. Het waren niet allemaal de miskleunen die mijn leraars en pleegouders van me verwachtten. Al zou ik aan mijn oeuvre graag nog één parel toevoegen. Heel misschien zelfs twee.»
Help jij als gevestigd auteur …
«Ik heb deze week de eindafrekening van mijn royalty’s gekregen en die was formeel: ik ben géén gevestigd auteur.»
‘Eén keer heb ik als jonge schrijver werk naar een andere schrijver gestuurd, ja: een paar gedichten, naar Herman de Coninck. Hij antwoordde: ‘Ik heb je gedichten door mijn dochter laten lezen. Zij vond ze wél goed.’’Beeld Thomas SweertvaeghernormalHelp jij als ervaren auteur jonge schrijvers? Beoordeel je hun manuscripten, introduceer je hen bij je uitgeverij, drop je hun namen tijdens interviews?
«Nee, daar ben ik mee opgehouden. Deels uit tijdgebrek, deels uit overtuiging. Het sterkste wapen van een schrijver is zijn vermogen tot zelfkritiek. Je kunt dat vermogen dus maar beter zo vroeg mogelijk beginnen te ontwikkelen. Ik heb mijn vroege werken destijds ook niet naar andere schrijvers opgestuurd. Eén keer, ja: een paar gedichten, naar Herman de Coninck. Hij antwoordde: ‘Ik heb je gedichten door mijn dochter laten lezen. Zij vond ze wél goed.’» (lacht)
Toen De helaasheid der dingen verscheen, kleefde iemand prompt het etiket ‘volksschrijver’ op je voorhoofd. Zo noemden ze Gerard Reve in Nederland ook.
«Ik weet het, en toch worstel ik meer dan me lief is met dat predicaat. Volksschrijver, dat klinkt als: te simpel voor Watou. Ik heb het nooit als een compliment opgevat. Evengoed zou ik mezelf met Destop vergiftigen, mocht ik een elitair schrijver zijn. Schrijvers mogen gerust intellectuelen zijn, maar ze moeten wel hun best doen om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, vind ik. Het is jammer dat de literatuur de jongste jaren niet meer in het centrum van het maatschappelijk debat staat. Althans niet in Vlaanderen. In Frankrijk hebben schrijvers nog een stem. Als Houellebecq iets schrijft, voel je de grond trillen. Dat krijgen schrijvers bij ons al lang niet meer voor elkaar.»
Zou het? Ilja Leonard Pfeijffer kampeerde na het verschijnen van Alkibiades maandenlang in de krantenkolommen en lokte tijdens zijn lezingen grote drommen literatuurminnende zielen naar de schouwburg.
«Dat is waar, maar in Pfeijffer ontwaar ik toch een wat ouderwetse versie van de schrijver: de schrijver als schoolmeester, als orakel, als iemand die we over alle mogelijke thema’s kunnen consulteren en waaruit keer op keer bedwelmende volzinnen stromen. Dat is een schrijvermal waarin ik niet pas.
«Als ik zeg dat de literatuur te weinig haar maatschappelijke rol speelt, bedoel ik dat ze te veel probeert te behagen. Maar in tegenstelling tot vibrators, hoeven schrijvers helemaal niet te behagen. Integendeel: literatuur mag pijn doen. Ik mis vandaag het broeierige van een Boon, die het lef had om pal in zijn tijd te staan. Hij had het wel bij het verkeerde eind geregeld – bijvoorbeeld in zijn standpunten over homoseksualiteit – maar hij durfde zich tenminste uit te spreken. De schrijvers van nu zijn veel te voorzichtig.»
Is dat de schuld van de sensitivityreaders, die uit manuscripten elk woord plukken dat mogelijk als schofferend ervaren zou kunnen worden?
«Ja, maar het is ook de schuld van de schrijvers die braafjes doen wat de sensitivityreaders hen opdragen. En van de lezers die niet langer het onderscheid kunnen maken tussen de bedenker en het bedenksel. Er zijn vandaag mensen die denken dat Bret Easton Ellis in American Psycho geweld tegen daklozen verheerlijkt. Ze zijn compleet vergeten dat je als schrijver soms in het tegendeel kunt geloven van wat je een personage laat zeggen. Daar begint de échte ontlezing. Overigens zijn sensitivityreaders allesbehalve sensitief, want ze kunnen niet achter de woorden lezen.»
In De Telegraaf riep je twee jaar geleden al op om ironie, sarcasme en cynisme op de werelderfgoedlijst te zetten.
«En dat is sindsdien alleen maar urgenter geworden. Als de taalpolitie het voor het zeggen krijgt, ben ik straks mijn uitdrukkingsvorm kwijt. Er is nu al een douanekantoor tussen mij en mijn literaire taal komen te staan. Het gebeurt geregeld dat ik de uitgeverij ervan moet overtuigen dat het perfect logisch is dat een van mijn personages een zogenaamd kwetsend woord in de mond neemt. Dat is een strijd die ik niet zou hoeven te voeren.»
In 2015 won je de Tzum-prijs voor de beste literaire zin, met een zin uit Kaddisj voor een kut: ‘Jouw kapsel, voor zover dat nog een kapsel mocht worden genoemd, had veel weg van zo’n in die dagen in zwang rakende ecologische tuin, waarin elke menselijke ingreep als een misdaad tegen de natuur werd beschouwd.’ Ik vind dat je de Tzum-prijs dit jaar opnieuw moet winnen, voor de zin waarmee je in Bechamel Mucho het lot van je bingo spelende hotelgasten samenvat: ‘Bingo leek op het leven. Iemand anders won.’
«Ik heb het grote voorrecht dat ik in de mooiste taal ter wereld kan schrijven. Het Nederlands heeft wel een schrijnend gebrek aan naamvallen – waardoor onze onderwerpen en werkwoorden altijd in elkaars buurt moeten blijven – maar precies daarom worden we gedwongen om creatief te zijn. De Duitsers kunnen dankzij hun naamvallen schrijven zoals Jackson Pollock schilderde: ze gooien wat woorden op een blad papier en hop, ze hebben een zin. Vlamingen en Nederlanders moeten werken om mooie zinnen te schrijven. Maar als het ons lukt, zijn het wel de mooiste zinnen ooit.»
Er is nog tijd voor een vierde kop koffie en een derde glas wijn, maar de zon blijft maar schijnen en de Gentse studentenbuurt begint er met de minuut aanlokkelijker uit te zien. Ik neem afscheid en ga buiten wat stedelijke joie de vivre sprokkelen.
Een paar dagen later blijkt dat nog niet alles gezegd was. ‘Wil je toch even aanstippen dat de Balearen ondanks alles prachtig zijn?’, vraagt Dimitri Verhulst in een mail. ‘Mij mag je alleszins zo’n art-nouveauhuis in Palma cadeau doen. Ik geloof dat ik er goed zou kunnen schrijven.’
(De Morgen)
12 juni: een avond met Dimitri Verhulst
Dimitri Verhulst stelt op een event van De Morgen en Boekhandel Stad Leest zijn boek voor. Wilt u er graag bijzijn? Hier kan u tickets bemachtigen.
Dimitri Verhulst, ‘Bechamel Mucho’, Atlas Contact, 176 p., 22,99 euro.Beeld RVnormal
Lees ook
Geselecteerd door de redactie
Italië na 500 dagen Giorgia Meloni
Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Het zou een kapitale vergissing zijn als Bart De Wever Vlaams Belang mee aan de macht brengt’
ColumnHerman BrusselmansHerman Brusselmans: ‘Tot nu toe heb ik met 33 vrouwen seks gehad. De jongste was 18, de oudste 72′
‘De uitbreiding’