Reizen is werkelijk nergens goed voor: blijf gewoon thuis | De Morgen

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief
Reizen is werkelijk nergens goed voor: blijf gewoon thuis | De Morgen

Reizen is werkelijk nergens goed voor: blijf gewoon thuis

Reizen voor de lol, en op vakantie gaan in het bijzonder, is zelden ergens goed voor. Sterker: er zijn heel veel redenen om voor een staycation te gaan, of het nu moet of niet. Maak desnoods een reis door je eigen kamer. 

De vriend van een vriend zet elk jaar met Sinterklaas in hoopvolle krulletters ­bovenaan zijn verlanglijstje: ‘Dat ik nooit meer op vakantie hoef’. Maar elke zomer moet hij toch op vakantie. Vakantie is goed voor hem, zegt zijn vrouw. Dan is hij er tenminste even helemaal uit. Eigenlijk bedoelt ze: dan heb ik hem tenminste even helemaal voor mezelf, maar dat komt minder goed over.

‘Soms moet je er gewoon even helemaal uit’ is taal die iedereen begrijpt. Net als ‘soms moet je gewoon even de geest laten waaien’, ‘soms moet je gewoon even de batterij ­opladen’ en ‘soms moet je gewoon even herbronnen’.

Ooit heeft iemand geroepen dat vakantie goed is voor een mens, en sindsdien kakelt iedereen hem na. Terwijl er zo ontzettend veel ­verstandige argumenten zijn om er níét tussenuit te gaan, ook niet even. Ik noem er een paar:

– Wie niet weggaat, hoeft geen spullen in te pakken.

– Wie geen spullen hoeft in te pakken, vergeet niet de hele tijd van alles.

– Wie niet de hele tijd van alles ­vergeet, is a. niet steeds van alles kwijt en b. heeft dus niet de hele tijd stress. En dat is nog maar het begin.

Een wonder

In feite is de lijst met goede redenen om lekker thuis te blijven dermate ­eindeloos, dat het een wonder mag heten dat er toch nog zoveel mensen op vakantie willen gaan: in België ruim 64 procent van de bevolking. En bij degenen die niet gaan, spelen doorgaans dingen als een slechte gezondheid, ouderdom of gebrek aan financiën een rol. Waren ze rijk, jong en gezond, dan zouden ze meteen ­vertrekken.

Op vakantie ga je nadenken over de zin van het leven en, specifieker, jouw zin van het leven. Meestal stemt het antwoord niet gerust.Beeld Paul Faassen

Terwijl er dus ontzettend veel argumenten zijn om níét op vakantie te gaan! Ik noem er een paar:

– Op vakantie is het altijd heet en van hitte word je sloom.

– Op vakantie krijg je altijd autopech en dan moet je naar een garage. Daar laten ze je heel lang wachten. Vervolgens geven ze je vieze koffie uit een automaat. Daarna moet je opzoeken wat ‘uitlaat’ in het Frans is (tuyau d’échappement) en weer heel lang wachten. Uiteindelijk krijg je een nota met onbegrijpelijke dingen erop en je mag pas weg als je 1.200 euro hebt gedokt;

– Op vakantie moet je altijd sociaal doen. In het normale leven breng je je tijd door in telkens wisselende gezelschappen – collega’s, vrienden, medetreinpassagiers, de kassierster in de supermarkt. Nu zit je de godganse dag op de lip van je kinderen/vrienden/ geliefden. Leuk hoor, kinderen/vrienden/geliefden. Maar 24 uur per dag? Dat je geen scheet kan laten, of ze horen ’m? Dat ze je ’s ochtends zien met je ongekamde haar recht omhoog? Dat je nu niet meer net kan doen alsof je een verstandig wezen bent dat altijd lekker ruikt?

– Op vakantie val je definitief door de mand.

Reisgezelschap

De heikele combinatie ‘vakantie’ en ‘vakantiegezelschap’ werd al in 1336 aangekaart door Francesco Petrarca, in zijn beschrijving van zijn beklimming van de Mont Ventoux (te voet). Het plan om de berg te beklimmen speelde jaren door zijn hoofd voor Petrarca daadwerkelijk tot actie overging. Een van de dingen die hem er al die tijd van weerhield, was het vinden van een geschikte metgezel.

“Vreemd genoeg vond ik eigenlijk geen van mijn vrienden in alle opzichten geschikt”, schrijft de Italiaanse dichter. “Zo zelden tref je zelfs tussen personen die je dierbaar zijn een volmaakte eenstemmigheid aan van wil en karakter. De een leek me te sloom en de ander te kwiek, de een te traag en de ander te snel, de een te zwaar op de hand en de ander te uitgelaten, de een te dom en de ander te voorzichtig. Bij de een was ik er bang voor dat hij te veel zweeg en bij de ander dat hij te veel kletste, bij de een dat hij te zwaar en te vet was en bij de ander dat hij te mager en te zwak was. Bij de een werd ik ontmoedigd door kille onverschilligheid en bij de ander door overmatige gegrepenheid. Al deze eigenschappen die, hoe bezwaarlijk soms ook, thuis nauwelijks problemen opleveren – want de liefde verdraagt alles en de vriendschap weigert geen enkele last –, blijken onderweg vaak dubbel zo zwaar te wegen.”

Uiteindelijk kiest hij voor zijn broer.

Er zijn, wil ik maar zeggen, heel veel goede argumenten om vooral niet op vakantie te gaan. Ik noem er een paar:

– Na elke zomervakantie stijgt het aantal echtscheidingen.

– Scheiden is niet leuk. Niet voor de kinderen en ook niet voor je vrienden. Vooral niet voor de vrienden met wie jullie tot de scheiding altijd zo gezellig op vakantie gingen.

– Scheiden is bovendien erg duur. Als je je vakantiegeld aan vakantie besteedt, hou je niks over voor ­praktischer zaken als nieuwe pannen, een nieuw bed, nieuwe Billy’s en een nieuw huis.

In 2009 onderzochten de gelukswetenschappers Ruut Veenhoven en Ad Vingerhoets of mensen die op vakantie gingen gelukkiger waren dan mensen die niet op vakantie gingen. De uitkomsten waren verrassend (of eigenlijk niet echt): vakantiegangers meldden weliswaar een hogere voorpret dan de niet-vakantiegangers, maar van napret bleek nauwelijks sprake. De gelukzalige stemming die mensen tijdens een vakantie ondanks de autopech, verlammende hittegolven en echtelijke ruzies soms toch kan overvallen, vervliegt zodra de auto weer op de wanstaltige wegen van België bolt.

Ooit verscheen er zelfs een groot stuk over het post-holiday syndrome in de krant: het mistroostige, chagrijnige gevoel dat mensen in de eerste weken na de vakantie kan overvallen en dat soms gepaard gaat met fysieke ­klachten als moeheid, verminderde eetlust en prikkelbaarheid. Het was een gevoel dat door bijna iedereen werd herkend. Mensen die terug­kwamen van vakantie voelden zich heel even goed, maar meteen daarna vooral heel slecht.

Op vakantie moet je altijd sociaal doen. Je zit de godganse dag op de lip van je geliefden. je kan geen scheet laten, of ze horen ‘m.Beeld Paul Faassen

Er zijn, kortom, heel veel goede argumenten om vooral niet op vakantie te gaan. Ik noem er een paar:

– Op vakantie ga je automatisch nadenken over de zin van het leven en, specifieker, over jouw zin van jouw leven.

– Meestal stemt het antwoord niet gerust en dat maakt de stemming er niet beter op.

– Op vakantie besluit je derhalve vaak om na de vakantie een nieuw, ander mens te worden. Je neemt je voor allerlei interessante studies te gaan volgen, een andere job te ­zoeken, drie keer per week te gaan sporten en nog veel meer. Alleen komt het er niet van.

Het netto resultaat is dat je na de vakantie een nog grotere hekel aan jezelf hebt dan voor de vakantie.

Loskomen van jezelf

In 2007 stelde filosofe Babs van den Bergh de bundel Fietsen met Nietzsche samen, een verzameling verhalen van filosofen over reizen. Een deel ervan was gewijd aan de geneugten van het thuisblijven.

De Romeinse filosoof Seneca: “Wat zou het voor bepaalde mensen goed zijn als zij eerst eens konden loskomen van zichzelf en niet van hun plaats. Nu zijn ze zichzelf tot last, bederven zich en jagen zichzelf angst aan. Wat voor zin heeft het zeeën over te steken en telkens andere steden te zien? Als je wilt ontsnappen aan dat wat je bedrukt, moet je niet ergens anders zijn, maar iemand anders.”

Schrijfster Connie Palmen: “Het staren naar pilaren, het bejubelen van de relikwieën van gruwelen, het kwelen bij kastelen, het kijken naar oude lijken, het duurt mij allemaal te lang.”

Van de Franse Xavier de Maistre selecteerde Van den Bergh een deel van zijn beroemde Reis door mijn kamer (1794). Het is een parodie op de grote reisverhalen uit die tijd en doet verslag van de 42 dagen die De Maistre in zijn kamer heeft doorgebracht en waarin hij ‘onafgebroken plezier’ heeft beleefd. “Het genoegen dat men beleeft aan het reizen door zijn kamer is niet onderhevig aan de ziekelijke afgunst van de mensen en evenmin afhankelijk van fortuin”, schrijft hij. “Vrolijk leveren wij ons over aan onze verbeelding en volgen haar overal waar zij ons brengen wil.”

Er zijn, wil ik maar zeggen, veel goede argumenten om vooral niet op vakantie te gaan. Ik noem er een paar:

– Tot tienduizend jaar geleden waren mensen nomaden. Ze gingen op zoek naar voedsel, vraten een gebied kaal en trokken weer verder. Dat we nu ­stenen huizen hebben en een supermarkt, kun je zien als een kwestie van beschaving. Weer gaan rondreizen en gebieden kaalvreten, kun je zien als een gebrek aan beschaving.

– De uitvinding van de landbouw luidde het einde in van het jagers- en verzamelaarsgedoe. Daarna werd reizen beschouwd als iets voor zwervers, zeelui en een enkele ontheemde hoer.

– Status kreeg reizen pas in de loop van de 18de eeuw, toen de Grand Tour werd bedacht, voor rijke jongeren die zich thuis kapot verveelden en daarom een grote reis door Europa gingen maken.

Reizen is iets voor mensen die zich thuis vervelen. Ga niet!

Lekker leesvoer voor thuisblijvers:

Fietsen met Nietzsche door Babs van den Bergh, Prometheus, 12,50 euro

Reis door mijn kamer door Maarten Biesheuvel, Meulenhoff, 17,50 euro

Het origineel: Reis door mijn kamer door Xavier de Maistre, Stichting Voetnoot, 15,66 euro

Brieven aan Lucilius door Seneca, Ambo Klassiek, 24,95 euro

Koen