VUB-rector Caroline Pauwels: ‘Ik ben me altijd al bewust geweest van vergankelijkheid, maar nu stelt zich dat toch scherp’
Het zijn bevreemdende tijden. Ook voor VUB-rector Caroline Pauwels. Vorig jaar kreeg ze de diagnose kanker, ze stelde zich toch kandidaat voor een tweede ambtstermijn. En toen kwam het coronavirus. ‘Extra schrik heb ik niet, dat laat ik niet toe.’
“Het is een triest jaar, maar vandaag schijnt de zon”, klinkt het opvallend opgewekt aan de andere kant van de telefoon.
Het is inderdaad een triest jaar voor Caroline Pauwels. Net voor de zomer kreeg ze vorig jaar de diagnose maag- en darmkanker. Op nieuwjaarsdag werd haar Vrije Universiteit Brussel in diepe rouw gedompeld door het overlijden van student Frederik Vanclooster, die tijdens de nieuwjaarsnacht verdronk in het kanaal Brussel-Schelde. En toen moest het coronavirus nog komen. Het belet haar niet om voor een tweede termijn als rector te gaan. Maandag start de verkiezing. Pauwels is de enige kandidaat.
“Hoe het met mij gaat?”, herhaalt ze de eerste maar veruit belangrijkste vraag die er dit interview zal worden gesteld. Haar ziekte maakt haar immers ook risicopatiënt in deze coronatijden. Het antwoord op die vraag is er een met laagjes, zegt ze.
“De huidige quarantaine is voor mij een stukje een verlenging van wat ik dit jaar al heb meegemaakt. Eerst werd ik door mijn ziekte individueel afgesloten van de wereld, nu voelt het zelfs nog hallucinanter. Extra schrik heb ik niet, dat laat ik niet toe. Maar als ik naar het ziekenhuis moet voor mijn behandeling, dan denk ik aan al die mensen die andere gevechten aan het leveren zijn. Aan de andere kant, de zon schijnt hier binnen en ik voel me wel energiek.”
Was het een lastige beslissing om in die omstandigheden nog eens voor vier jaar rectorschap te gaan?
Caroline Pauwels: “Ik heb me toch een weekje in Frankrijk afgezonderd om daar goed over na te denken. Mijn hart ligt bij de VUB en ik meen ook dat mijn werk niet af is. Dat is het nooit, natuurlijk. Maar je zit uiteraard ook met een hoop existentiële vragen die, op het moment dat je niet ziek bent, niet aan de orde zijn. Wat als het fout loopt? Ik ben me altijd al bewust geweest van de vergankelijkheid der dingen, maar nu stelt zich dat toch scherp.
“En ik moet ook aan de universiteit zelf denken. Al is alles daar wel geregeld. In onze statuten staat dat als ik een tijdje uitval, de oudste vicerector het overneemt. Val ik definitief uit, dan komt er een nieuwe verkiezing.
“Maar ik geloof dat deze job mij energie geeft. Rondlopen op de VUB geeft me vleugels. Ik hoop ergens ook dat het een positief teken kan zijn, dat je door zo’n proces kan gaan en toch verder kan gaan. Waarmee ik niet wil zeggen dat het uitzonderlijk is wat ik doe. Er zijn mensen die veel straffere dingen doen, hoor.
“Toen ik net terug was van dat weekje afzondering, kregen we de trieste bevestiging van het overlijden van Frederik Vanclooster. Ook al verwacht je dat bericht, het slaat toch in als een bom. Je blijft overeind omdat het moet. En omdat je weet dat het je teruggooit op de essentie. Zo’n universiteit is een dorpje op zich. Je kent elkaar, je ziet hoe studenten geraakt worden, er moet troost en opvang georganiseerd worden. Ook nu weer, door het coronavirus, zijn er al een aantal mensen overleden die aan de VUB zijn verbonden. Het is een heel vreemd en vooral triest jaar. Maar we moeten positief blijven. Ik word nu vooral warm van al de solidariteit die ik rondom mij zie. Studenten die boodschappen doen of kinderopvang regelen voor zorgverleners of computers inzamelen. Om maar iets te noemen.”
Zo’n crisis als deze brengt ook mooie dingen naar boven?
“Dat is in elke crisis het geval, denk ik. Zelfs in oorlogstijden. Het is ronduit indrukwekkend met welke veerkracht en flexibiliteit mensen met deze situatie omgaan. Ook al hebben we het er moeilijk mee en mogen we niet vergeten dat sommige mensen in de allergrootste ellende zitten. Niet iedereen is geprivilegieerd, integendeel.
“Maar kijk naar de universiteit. We zijn daar in één klap volledig digitaal gegaan met volledig afstandsonderwijs. Je zou dat op een ander moment nooit zo kunnen omzetten. Ik wil hier niet beweren dat we zo’n crisis nodig hadden, maar het is ongelooflijk hoe iedereen snel geschakeld heeft.”
Een van uw motto’s bij uw aantreden als rector was juist ‘radicaal digitaal’.
“Wat we nu hebben moeten doen is niet radicaal, maar eerder brutaal digitaal gaan. Dat is niet de manier waarop het moet. Full digital was nooit de optie. Wij zeggen altijd: digitaal is een middel, maar geen doel op zich.
“De beslissing om te schakelen, is heel snel genomen, samen met de andere universiteiten. Er is dan ook meteen begeleiding opgezet voor de professoren, om hen te leren omgaan met al die nieuwe middelen en nieuwe technieken van lesgeven. Onze dienst onderwijsinnovatie heeft overuren gedraaid, net als de IT’ers. Het volgende punt is de examens voorbereiden. Hoe gaan we die aanpakken? Daar is nog veel discussie over.
“Of het gelukt is om de digitale switch te maken? Ja. Of alles nu vlotjes verloopt? Wellicht niet. Het is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend, ook al merken we een grote solidariteit tussen professoren en voelen die een grote tolerantie van hun studenten. Maar we hebben op dit moment geen goed zicht op hoe alles precies loopt. Er zullen altijd mensen zijn die niet mee zijn, omdat ze geen of onvoldoende toegang hebben tot digitale mogelijkheden. De hiccups van de digitale switch zullen we pas later zien.”
Krijgt de wetenschap vandaag een boost? Voordien werd er al eens, vanuit bepaalde hoek, minnetjes over gedaan. Nu zien mensen wetenschappers als diegenen die ons hieruit moeten redden.
“Inderdaad. Dit is echt wel een moment waarop de universiteit haar noodzaak bewijst. Stel je eens voor dat je deze crisis had zonder de wetenschappers. Deze periode is het beste bewijs dat je zonder wetenschap geen stap vooruit geraakt.
“Er mag kritiek zijn op wetenschap, dat is part of the game. Maar ze wegzetten als ‘fake’ omdat iets je niet aanstaat, heb ik altijd heel betreurenswaardig gevonden. Wat wetenschappers nu zeggen, is ook niet leuk om te horen, maar we hebben hen nodig. En we zullen hen nog lang nodig hebben. Ook om ons uit de economische miserie te halen. Dat plaatst wetenschappers zeker niet boven de rest. Het geeft hen wel de kans om te tonen dat ze ook een maatschappelijk engagement hebben en hun relevantie kunnen bewijzen. En ja, de wetenschappers zijn het onder elkaar niet altijd eens. Hoe zei Voltaire dat ook alweer? ‘Twijfel is vervelend, maar zekerheid is idioot.’
“Maar of we dit vertrouwen in de wetenschappers na deze crisis kunnen vasthouden, daar ben ik niet zo zeker van. We weten nog niet in welke richting we gaan kantelen. Naar een meer solidaire samenleving met bepaalde evenwichten of net naar zo snel mogelijk business as usual. Sommigen zijn er stellig van overtuigd dat we in de goede richting zullen gaan, en je moet ook hopen dat dit een wake-upcall is. Maar zelf ben ik daar niet zo zeker van.”
U heeft het over maatschappelijk engagement. Het was tijdens uw rectorschap, samen met het op de kaart zetten van de VUB als Brusselse stadsuniversiteit, een van uw speerpunten.
“Ja. De Brusselse positionering is wel gelukt, denk ik. In het begin was er heel wat waakzaamheid. Zelf heb ik een grote liefde voor Brussel, ook al weet ik dat de stad niet altijd een goed imago heeft. Maar ik heb ook als wetenschapper een interesse in Brussel als stadslabo. De stad als voorbode van issues die wetenschappelijk maar ook maatschappelijk interessant zijn. Denk maar aan de omgang met de natuur in een stad, samenleven in diversiteit en sociale ongelijkheid.”
“We zien Brussel als een pedagogisch en wetenschappelijk project en brengen onze studenten ook naar de stad. Sommige professoren geven een heel semester les op een locatie die te maken heeft met hun vak. Een keer per jaar doen we dat ook een volledige week.
“Wat dat engagement betreft, ik vind dat inderdaad belangrijk. Al is het vaak een dunne lijn tussen een geëngageerde en activistische wetenschap, daar moet je wel voor opletten. Maar engagement is belangrijk. Je doet het voor de wetenschap, maar ook voor de maatschappij. Dat is het soort van denken waar we hier aan doen. We moeten geen universiteit zijn als een andere.”
Waar wil u de komende jaren vooral op focussen?
“Onze groei in goede banen leiden en ervoor zorgen dat we studenten binnenhalen die hier ook gelukkig zijn. En na de focus op Brussel is voor mij de opstap naar Europa belangrijk. We werken nu al nauw samen in een netwerk van Europese universiteiten en willen dat nog versterken.
“Het moet ook een soort van bekentenis zijn. ‘We are European.’ Dat is een gok, ja, want ik weet dat Europa onder druk staat. Ik vind ook dat er veel terechte en wetenschappelijk onderbouwde kritiek is op Europa, maar er is ook zo’n gemakkelijke tendens om het hele project dan maar te gaan aanvallen. Als we ons op dat pad begeven, gaan we echt slechter af zijn, denk ik. Iedereen moet zich goed bewust zijn van de consequenties van bepaalde keuzes.”