Luc Tuymans: ‘Rechts wapent zich voor een echte kulturkampf’
Met een expo in Venetië werd hij dit jaar officieel de godfather van de hedendaagse schilderkunst. We spraken met Luc Tuymans (61) over zijn gloriejaar, maar toen sneden we het thema besparingen op cultuur aan. ‘Het is pure politieke stemming-makerij. Desinformatie. Hemeltergend.’
Zijn tentoonstelling La Pelle in het Palazzo Grassi in Venetië werd sinds de plechtige opening in maart dermate drukbezocht en unisono bejubeld, dat er in het vooruitzicht van de sluiting (op 7 januari) niet veel meer over te zeggen valt. De meest sprekende woorden blijven die van Jackie Wullschläger, de kunstcritica van de Financial Times, die Luc Tuymans na haar bezoek aan La Pelle uitriep tot ‘lichtend baken van de hedendaagse schilderkunst’. Hij ging al dertig jaar door voor ‘redder’ van de schilderkunst, in 2019 kreeg hij officieel de status van godfather. En zijn kunsthistorische prominentie werd dit jaar onomstotelijk vastgelegd in een catalogue raisonné: drie luxueus uitgegeven plaatjesboeken met in totaal 560 schilderijen.
BIO • geboren in 1958 te Mortsel • woont en werkt in Antwerpen • is getrouwd met de Venezolaanse kunstenares Carla Arocha • maakt vaak werk met een documentaire inslag • exposeerde in 2004 als eerste levende Belg in Tate Modern (Londen) • had tentoonstellingen in de meest prestigieuze musea, zowat overal ter wereld • oogstte dit jaar succes met zijn expo La Pelle in Venetië • werkt momenteel aan een nieuwe expo, die moet plaatsvinden in Hongkong
Van peetvaderlijke gevoelens geeft Luc Tuymans ook blijk op deze donkergrijze dag in Antwerpen. “Wat mij zelf het meest heeft verrast, en het diepst heeft getroffen, zijn de vele reacties van kinderen en jongeren”, zegt hij, terwijl hij in zijn kantoor afwisselend een aansteker en een pakje sigaretten laat ronddraaien tussen zijn vingers.
“Opvallend veel mensen zijn me komen zeggen dat hun kinderen zo van La Pelle hebben genoten. Studenten hebben me verteld dat ze twee, drie keer zijn gaan kijken en telkens met opgeladen batterijen weer buitengingen. Dat heeft me ontroerd. Kinderen die totaal niet voorbereid zijn op wat ze te zien krijgen, jongeren die niet vertrouwd zijn met de achtergrond en de betekenis van mijn beelden, maar die er toch op de een of andere manier door gegrepen worden: dat is het mooiste compliment dat je kunt krijgen. En het bewijst nogmaals dat je niet simplistisch hoeft te worden om een groot publiek te bereiken.”
De spectaculaire vloermozaïek Schwarzheide, waarop nagenoeg al wie La Pelle bezocht zich liet fotograferen – onder wie ook een kinderlijk enthousiaste Brad Pitt – moest vanwege de watervloed die Venetië in november trof wel voortijdig ontmanteld worden. Maar de kans is groot dat ze in de toekomst opnieuw te zien zal zijn in Palazzo Grassi. Tuymans heeft haar geschonken aan François Pinault, de Franse modemiljardair die eigenaar is van het gebouw en die meer schilderijen van Tuymans bezit dan wie ook.
Tuymans: “Uit dankbaarheid voor wat de man allemaal al voor mij heeft gedaan. En omdat het een echt in-situwerk is, dat altijd het best tot zijn recht zal komen op de plek waarvoor het gemaakt is. Op die manier blijft er, desgewenst ten eeuwigen dage, een spoor van mijn tentoonstelling achter in dat iconische gebouw.”
Er zijn nog dagen dat hij wat last heeft van ‘post-euforieblues’, geeft hij toe, maar uit ervaring weet hij wat daartegen de beste remedie is: werken. Sinds de zomer heeft hij lange dagen gesleten in zijn atelier. Zijn volgende project is helemaal klaar: vijftien schilderijen die samen een galerietentoonstelling zullen vormen bij David Zwirner in Hongkong, in maart van volgend jaar. De beelden zitten in zijn iPhone. Terwijl ik er doorheen scrol, leunt hij achterover, met een vette grijns om de lippen. Het is een verrassende verzameling, veel gevarieerder en kleurrijker dan de vorige reeks die ik bij hem zag. Zelfs in het miniformaat van een schermafbeelding spat de urgentie en het makersplezier ervanaf.
“Ik was nerveus toen ik weer begon te schilderen”, zegt hij. “Na La Pelle moest de lat hoog liggen. Maar het ging bijzonder goed. Alsof de opgespaarde adrenaline van Venetië er in mijn atelier uit gutste. Nu maar hopen dat de tentoonstelling in Hongkong kan doorgaan.”
Wat kan er nog tussenkomen?
Luc Tuymans: “Als de protesten opnieuw oplaaien en het leger de straten zou innemen, hebben we wat mij betreft een reusachtig probleem. Hoe boeiend het ook zou zijn om in een war zone tentoon te stellen, ik wil niet dat het een louter demonstratief gebaar is en dat het lijkt alsof ik het mij allemaal niet aantrek. In dat geval verkassen we waarschijnlijk naar de nieuwe galerie van David Zwirner in Parijs. Het zou jammer zijn. De titel van de show in Hongkong ligt ook al vast: Good Luck. (lacht) Uiteraard ironisch bedoeld.”
Ook jammer, en nefast voor de interviewvreugde, is dat we het over de Vlaamse besparingen op cultuur moeten hebben. Zijn gezicht betrekt. “Het is een gevaarlijke situatie”, mompelt hij.
Achter de schermen blijkt er een operatie bezig te zijn om mensen zoals hij, cultuurfiguren met enige renommee, los te weken uit het protest tegen de aangekondigde besparingen op cultuur. Hij wil er niet veel over zeggen, behalve dat hij een paar telefoons heeft gekregen die in die richting wijzen. En dat hij nog liever doodvalt dan zich voor de kar van deze Vlaamse regering te laten spannen.
Waarom gaat u niet in dialoog? U zou hen misschien tot andere inzichten kunnen brengen?
“Niemand heeft mij, of de culturele sector als geheel, uitgenodigd voor een dialoog. Deze regering en deze niet-minister van Cultuur (de bevoegdheid zit bij minister-president Jan Jambon, red.) hebben hun visie op de toekomst van de Vlaamse cultuur helemaal zelf uitgedokterd. Ik kan alleen maar zeggen dat ik ze compleet verkeerd vind. En dan moet de Vlaamse canon nog komen. Ik hou mijn hart vast.”
Is dat de operatie die achter de schermen bezig is: dat men u probeert te paaien met een ereplaats in de canon?
“Blijkbaar staat men al verder dan dat. Toen ik onlangs het voorrecht had een zitting van de commissie Cultuur van het Vlaams Parlement te mogen bijwonen, die waarop de minister-president uitleg gaf over de besparingen op cultuur, was er een N-VA’er die al een tip van de sluier lichtte. Ons roemruchte verleden zal uiteraard zijn plaats moeten krijgen in de canon, zei hij, maar de kunst van vandaag zal niet over het hoofd worden gezien: ‘Van Eyck en Rubens, maar ook Borremans en Tuymans!’ (grijnst) “Bon, ik heb dus de indruk dat men maar wat aan namedropping doet, en dat men die namen aan elkaar probeert te breien tot een gefingeerd identitair verhaal. In de tijd van Van Eyck bestond Vlaanderen nog niet. In de tijd van Rubens waren we nog halvelings het product van de Nederlanden en zaten we onder de duim van Spanje. Een grote kennis van de geschiedenis heeft historicus Bart De Wever zijn troepen ook al niet kunnen bijbrengen.
(cynisch) “Ik heb altijd gedacht dat de Vlaamse beweging in de eerste plaats een sociale beweging was, en in niet minder belangrijke mate een cultuurbeweging. Maar de nieuwe Vlaamse leiders lijken er alles aan te willen doen om hun oorsprong te verraden. Ze nemen volop antisociale maatregelen, ze beschouwen armoede als een vieze ziekte, en alle vormen van hedendaagse cultuur vinden ze onbelangrijk tot heel vervelend.”
Wat is uw grootste bezwaar tegen de aangekondigde besparingen?
“Ten eerste dat het besparingen zijn, de zoveelste op rij voor cultuur. Ten tweede dat de criteria die gehanteerd worden ondoordacht, betwistbaar en volgens mij ook politiek-ideologisch gemotiveerd zijn. En ten derde dat het decimeren van de projectsubsidies – min 60 procent – jonge artiesten van een mogelijke toekomst berooft én dat men zo ook het cultureel erfgoed van de toekomst in de kiem smoort. Dat het verhaal van geen kanten klopt, met andere woorden.
“Men beweert nu wel dat men het erfgoed en de gevestigde waarden van vroeger en nu nog meer wil laten schitteren, maar als men dat werkelijk meent, zal men ook daar veel grotere budgetten voor moeten uittrekken. En de boel zal geleid moeten worden door competentere mensen.”
Is dat nu niet het geval?
“Nee. Om in mijn vakgebied te blijven: sommige museumdirecteurs lijken hier wel benoemd voor het leven. In de museumwereld heerst een door de politiek geïnstalleerde bureaucratie die vooral tot inertie leidt, en zeker niet tot dynamiek en schittering. Het Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen blijft nog zeker tot 2025 dicht. Telkens als de subsidiekraan wordt dichtgedraaid, stoppen de werkzaamheden. Straks zijn er twee generaties studenten die de binnenkant van dat museum nooit zullen hebben gezien. En dan zwijg ik nog van de belastingbetalende inwoners van de stad en van de toeristen die onze grootste schatkamer van kunsthistorisch erfgoed niet kunnen bezoeken. Een reusachtig schandaal is dat. Mij maak je dus niet wijs dat er een politieke keuze wordt gemaakt voor het erfgoed en tegen het nieuwe. Nee, het is een keuze tégen de cultuur als geheel.”
Het is een keuze voor schoonheid, als we N-VA-Kamerfractieleider Peter De Roover mogen geloven.
(grijnst) “Peter De Roover is voor mij een figuur uit een Rode Ridder-strip van Willy Vandersteen. Schoonheid: het meest rekbare en filosofische van alle begrippen, dat door iedereen anders wordt ingevuld, hoe zou je dát nu kunnen hanteren als richtsnoer voor beleid? Ik heb ooit nog kunstgeschiedenis gestudeerd en ik zal je zeggen: het is geen harde wetenschap. Het is een wonderlijk divers universum waar je per definitie naar kijkt door de bril van je eigen, zeer subjectieve smaak en voorkeur. Dus wat de heer De Roover daarover zegt, is op het stompzinnige af lachwekkend.
“Het enige wat hij wel duidelijk maakte, is dat de N-VA de Vlaamse cultuurproductie graag zou plooien naar haar eigen bekrompen wereldbeeld: ‘Vroeger was het beter.’ Cultuur als propaganda-abteilung, ik zeg het expres in het Duits. Ik zal me daar alvast niet voor laten gebruiken.”
Bokrijk wordt dan weer bedolven onder de subsidies. Is dat voor u een indicatie in die richting?
(lacht) “Bokrijk, wat moet ik daarover zeggen? Voor mij mag het bestaan. Het is een interessante aberratie, een plek waar men de disneyficatie van het verleden in zijn volheid kan ondergaan. Maar daar wordt een wel heel onderkomen beeld van de Vlaming geëtaleerd, hè. Een beeld dat hem terugwerpt op zijn plattelandsbestaan, als zwoegende lijfeigene, ten dienste van een bourgeoisie die uitsluitend Frans sprak. Een beeld dat ons terugvoert naar de tijd toen er nog geen stedelijke middenklasse bestond en de straatnamen in een stad als Antwerpen in twee talen vermeld werden op de borden: groot in het Frans, klein in het Nederlands. Bon, als dat het model is…”
Lijdt u zelf ook niet aan heimwee naar het verleden? Meer bepaald naar de gloriejaren van de paarse regeringen, die zo gul waren voor cultuur?
“Ja, maar toen was het cultuurbeleid ook objectief beter en vooral succesvoller. De aanzet daartoe werd trouwens gegeven lang voor paars aan de macht kwam. Ik weet nog dat de jonge Patrick Dewael op Cultuur kwam (in 1985, red.) en de campagne ‘Vlaanderen leeft’ lanceerde. Daar werd mee gespot, maar achteraf gezien is dat het startpunt geweest van de dynamisering van de hele sector. Dat liep goed tot en met Bert Anciaux. In die periode zat ik mee in de beoordelingscommissie Beeldende Kunsten. De subsidiëring is toen vervijfvoudigd.
“En over de schittering van cultuur gesproken: dat was pas een succes. Daar en toen is een generatie kunstenaars opgestaan die zich zonder die steunmaatregelen niet zou hebben kunnen manifesteren. Toen heeft Vlaanderen – N-VA’ers zullen het graag horen – een geweldige voorsprong genomen op Wallonië. En dat is de Vlaamse kunst die nu schittert in de wereld.
“Ik heb het al vaak gezegd en ik blijf het zeggen: wat een klein landje als België heeft voortgebracht op het gebied van moderne en hedendaagse kunst is echt onwaarschijnlijk. Anne Teresa De Keersmaeker, Ivo van Hove, Berlinde De Bruyckere, Stefan Hertmans: in alle segmenten van de cultuur stralen we tot ver buiten de landsgrenzen. En de return is navenant: elke euro die in kunst en cultuur wordt geïnvesteerd, verdienen we dubbel en dik terug, dat is bewezen.
“Het idee dat cultuur een hobby is van een elitair kransje linkse, subversieve subsidievreters die tot de middag in hun bed liggen, is pure politieke stemmingmakerij. Desinformatie. Hemeltergend.”
Mag ik even advocaat van de duivel spelen? Echt goede kunstenaars hebben geen subsidies nodig, die komen er zo ook wel.
“Zoals een starter in om het even welk ander beroep, kan elke beginnende kunstenaar een steuntje in de rug gebruiken. En iedereen in de cultuur is gebaat bij een zo professioneel mogelijke omgeving. Toen ik begon, kon elke jonge werkloze een subsidie krijgen om een zaak te beginnen. Een kunstenaar kreeg die niet, omdat het kunstenaarschap niet werd aanzien als een beroep.
“Yasmine Kherbache, toen nog advocate, en kunstenaar Danny Devos hebben ervoor gezorgd dat er een kunstenaarsstatuut kwam. Alle jonge en minder jonge kunstenaars van België zijn hun dank verschuldigd. Want het is natuurlijk wél een beroep. Het romantische idee van de kunstenaar die arm en sukkelachtig is, maar die zich masochistisch wentelt in zijn lijden omdat hij erop rekent dat zijn genie vroeg of laat wel zal worden ontdekt, heb ik altijd pathetisch gevonden. In de harde, geglobaliseerde kunstwereld van vandaag, met een kunstmarkt die onvergeeflijk is, is het helemaal achterhaald.”
Heeft de doorsneekunstenaar het vandaag moeilijker dan pakweg dertig, veertig jaar geleden, in weerwil van de exploderende markt en de exploderende prijzen?
“Op dit moment is het voor jonge kunstenaars extreem moeilijk. Zelfs de jonge en middelgrote galeries hebben het moeilijk. Want er is bijna geen middensegment meer in de kunstwereld. Aan de top heb je een select kransje globaal opererende galeries, die de gevestigde waarden onder de kunstenaars in hun portefeuille hebben, die de meest beloftevolle jonge talenten naar zich toe trekken, en waar de miljonairs en de miljardairs klant zijn. Daarnaast zijn er overal ter wereld galeries die heel sterk staan in hun eigen land.
“Maar voor de anderen is het elke dag schrapen. Begin er maar aan, hè, als jonge kunstenaar. Daarom zijn er steeds meer kunstenaars die in hun eigen appartement tentoonstellen, of die een collectief vormen met andere kunstenaars, om samen sterker te staan en meer weerklank te krijgen. Geloof me, er wordt ondernomen bij het leven in de kunst, ook door de kunstenaars zelf, met de moed der wanhoop. Maar als het beetje ondersteuning dat ze krijgen wegvalt, wordt het héél precair.”
En in Vlaanderen zijn dat de projectsubsidies.
“Ja, een belachelijk potje geld dat vermenigvuldigd zou moeten worden in plaats van afgeroomd. Min 60 procent: voor de beeldende kunsten is dat erg, maar voor de podiumkunsten is het gewoon desastreus. Daarom zijn acteurs, actrices en muzikanten zo ruim vertegenwoordigd in het protest tegen de besparingen. In die sector worden een hoop mensen werkloos als gevolg van deze maatregelen. Terwijl het theater toch een vorm van publieke dienstverlening is. (kwaad) Echt, de politici uit wier koker dit komt, zouden door de grond moeten zakken van schaamte.”
Ziet u een oplossing?
“Cultuur wegtrekken van de partijpolitiek. En opnieuw een minister van Cultuur installeren die het departement ter harte neemt, in plaats van een minister-president die tussen de bedrijven door de bonnetjes aftekent.”
Dat lijkt me nogal tegenstrijdig: die minister zal een politicus zijn.
“Het zou een partijloze man of vrouw kunnen zijn, iemand die echt uit het veld komt en die aan de politieke wereld rapporteert vanuit zijn of haar competentie.”
De minister-president heeft inmiddels een kabinetschef voor Cultuur aangesteld, Joachim Pohlmann. Je zou het kunnen opvatten als een kleine besparing aan de top.
“Ja, maar die kabinetschef is de gewezen spindoctor van Bart De Wever; politieker kan haast niet. Wat er volgens mij op wijst dat men zich in die hoek wapent voor een echte kulturkampf.”
De reacties op uw idee zijn voorspelbaar: ‘Die culturo’s vragen eerst een uitzondering voor zichzelf op de besparingsinspanning die iedereen moet leveren, en nu willen ze ook nog hun eigen minister aanduiden. De verkozenen des volks mogen duidelijk niet op hun vingers kijken. De hoogmoed!’
“Dat zijn zeer terechte opmerkingen. (lacht) Ik maak me dan ook geen illusies. Maar ik zal wel op de spijker van de competentie blijven kloppen. Per hoge uitzondering zou een Vlaams minister wel eens mogen beschikken over kennis van zaken en passie voor de materie.”
Hebt u al iets gehoord uit de hoek van de grote Vlaamse ondernemers die bekendstaan als investeerders in cultuur, kunstverzamelaars en filantropen? Maken zij zich zorgen over deze situatie?
“Ik heb nog niets gehoord… (denkt na) Wat teleurstellend mag worden genoemd. Er zijn in Vlaanderen inderdaad ondernemers die kunstminnend zijn, en die kapitaalkrachtig en machtig genoeg zijn om politieke invloed uit te oefenen. Maar deze aanslag op de cultuur laat hen kennelijk onverschillig.”
U zou toch makkelijk een aantal vermogende mensen rond de tafel kunnen brengen, liefhebbers van uw werk, om een fonds te stichten dat een veelvoud van het Vlaamse projectbudget beschikbaar stelt aan jonge kunstenaars?
“Dat zouden sommige politieke bewindvoerders wel graag hebben, natuurlijk. Dat je bij wijze van spreken zelfbedruipend wordt, zodat de verantwoordelijkheid helemaal van hun schouders valt. Ik vind dat een gevaarlijke piste. Als de cultuur volledig gestuurd en gedragen wordt door privékapitaal, zitten we in het Angelsaksische model, waar grote bedrijven en vermogende ondernemers alles bepalen. Terwijl ik het belangrijk vind dat de overheid een grote belangstelling voor cultuur aan de dag blijft leggen, omdat cultuur gaat over wat er leeft in de maatschappij, over wat we creëren, waarover we dromen, wat er kolkt onder de oppervlakte.
“Van overheidswege moet dat gestimuleerd en erkend worden. Daarom zijn die projectsubsidies zo cruciaal: om de diversiteit te waarborgen, om ervoor te zorgen dat er ook nog dingen gemaakt worden waar rijke mensen niet meteen brood in zien, of die Peter De Roover níét mooi vindt. (lacht)
“Maar een mengvorm van de twee financieringsmodellen – overheid en privé – liefst in een permanente dialoog met elkaar: absoluut, waarom niet? Er zijn genoeg mogelijkheden. Ik heb zelf ooit het idee gelanceerd om de grootverdieners binnen het culturele veld in kaart te brengen, en er vervolgens voor te zorgen dat de belastingen die zij betalen integraal worden ingespoten in cultuur. Dan zouden we waarschijnlijk al gedeeltelijk zelfbedruipend zijn.”
Dat zijn dan onder meer de belastingen die u betaalt.
“Correct, dat zijn de miljoenen euro’s aan belastingen die ik elk jaar betaal. Maar dat idee kon toen niet uitgewerkt worden, omdat bij een eerste toetsing al was gebleken dat het federaal niet kon. Ik heb niet verder aangedrongen, want het laatste wat ik wil, is dat we in een separatistisch straatje terechtkomen. Om maar te zeggen: het is misschien complex, maar er zijn zeker mogelijkheden om de Vlaamse cultuur beter te organiseren en beter te financieren.”
’t Pallieterke had ook een goede suggestie voor u: doe het zelf, met uw vermogen en uw netwerk. Een projectsubsidiepotje van ocharme 8 miljoen, dat is toch peanuts?
“Ik heb dat gazetje niet nodig om te weten wat ik moet doen. Door werken te doneren aan Belgische musea en kunstinstellingen, of door ze in een vroeg stadium aan fors verminderde prijzen aan te bieden, heb ik op sommige budgetten wellicht meer bespaard én tegelijk meer waarde gecreëerd voor de gemeenschap dan wie dan ook. Voor de mozaïek aan het MAS en de muurschilderingen in het concertgebouw in Brugge en het MSK in Gent heb ik geen honorarium gevraagd. Het werk in het Atheneum van Antwerpen: gratis gegeven. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Als ik zou optellen wat ik heb geschonken aan goede doelen, ik zou er waarschijnlijk zelf van schrikken.
“Nog niet zo lang geleden heb ik samen met mijn vrouw Carla Arocha en met kunstenaar Stéphane Schraenen zelf een kunstruimte opgestart, in ons huis annex studio in Antwerpen: Casstl, een vrijplaats waar tentoonstellingen, performances, optredens en lezingen kunnen plaatsvinden, zonder enige verbintenis tegenover ons. No pressure is het motto. Voorts koop ik regelmatig werk van jonge kunstenaars, in de eerste plaats omdat het me bevalt, maar zeker ook als ondersteuning. Bon, waarom zit ik me hier eigenlijk te verdedigen?”
Verwacht u nog een reactie van de Vlaamse regering op het protest van de cultuursector, of is men totaal niet onder de indruk?
“Ik verwacht niets. Mijn prognose is dat ze hier en daar een cijfer zullen veranderen of een budgetje verschuiven, dat ze hun discours lichtjes zullen aanpassen en een aantal bekende artiesten zullen proberen te charmeren. We zullen dus zeer attent moeten zijn. (lacht) En we zullen een speciale bril nodig hebben om door de mist die wordt gespuid heen te kunnen kijken.”
Wat kunnen de verzamelde culturo’s nog doen?
“Vragen blijven stellen, het debat aangaan, zich niet laten opsluiten in het beeld dat van hen wordt gecreëerd.”
Weigeren op te draven voor elke plechtige gelegenheid waarbij een Vlaamse excellentie aanwezig is? Cultuurprijzen weigeren en eisen dat de voorziene geldsom in de pot van de projectsubsidies gestopt wordt?
“Dat zijn allemaal dingen die overwogen moeten worden.”
En elke mogelijke verleidingspoging weerstaan?
“Opdraven in het kader van de politieke agenda van iemand anders, bijvoorbeeld die van de Vlaamse regering: dat gaan we principieel niet doen. Maar het is altijd interessant om te luisteren. Zeker ook naar de mensen die hun stem hebben uitgebracht op deze lieden, en die er mee voor hebben gezorgd dat deze bovenste helft van het land politiek gezien niet meer gewoon rechts is, maar extreemrechts. Ik ben altijd bereid om in gesprek te gaan met mensen die zich virulent anticultureel opstellen. Ik denk dat dat een belangrijk en zinnig gesprek is, want het is voor beiden een gesprek over het grote onbekende.
“Persoonlijk heb ik alleen maar goede ervaringen met confrontaties met mijn publiek. Toen ik in 2004 als eerste levende Belg tentoonstelde in het Tate Modern in Londen, zijn daar legioenen landgenoten naar gaan kijken. Ook veel gewone mensen, die zeer opgezet bleken te zijn met wat ze te zien kregen. En heel veel gewone Antwerpenaren zijn twee, drie keer binnengelopen bij Sanguine/Bloedrood, mijn tentoonstelling over de barok in het M HKA. Dat kunst elitair, hoogmoedig, ontoegankelijk, geldverslindend en volstrekt nutteloos zou zijn, dat wordt die mensen aangepraat, hè. Het zijn de populistische politici van rechts en extreemrechts die hen tegen de cultuur opzetten…”
Met succes. Als je sommige enquêtes mag geloven, zouden veel mensen liever geen cent meer uitgeven aan cultuur.
“Daarom is het zo belangrijk dat de culturele sector samen met de sociale sector op straat komt, met de verpleegkundigen en de mensen die aan zelfmoordpreventie doen, met de beroepsgroepen die door de N-VA en haar geestesgenoten worden aanzien als zwak of zelfs overbodig. Om duidelijk te maken dat de politici die besparen op cultuur, ook degenen zijn die aan de zorg en de sociale zekerheid van de mensen zitten.
(steekt een sigaret aan, knikkert zijn aansteker op tafel) “Voor mij is 0110 (het gratis muziekfestival voor verdraagzaamheid dat op 1 oktober 2006 plaatsvond in Antwerpen, Brussel, Gent en Charleroi, red.) nog altijd een schoolvoorbeeld van hoe het moet. Een zeer bont gezelschap van muzikanten, schrijvers, beeldend kunstenaars en theatermakers is er toen in geslaagd een massa mensen warm te maken voor een heel duidelijke, positieve boodschap: verdraagzaamheid. Door de aanwezigheid van mensen als Helmut Lotti, Koen Wauters en Will Tura kon dat niet afgedaan worden als een elitaire bedoening.
“Nu gaat het over culturele identiteit en diversiteit, en over de toekomst van jonge mensen die zich met kunst en cultuur willen uitdrukken. Nu moeten we opnieuw duidelijk maken dat er veel meer op het spel staat dan het hachje van een aantal marginale subsidieslurpers. De geest van 0110 moet in ons waren.”
In 2007 zei u in een interview met Vrij Nederland: ‘Als men in België de sociale zekerheid zou splitsen, valt het land de facto uit elkaar. Dan zie ik er eerlijk gezegd het nut niet meer van in hier nog langer belastingen te betalen. Dan kan ik ook net zo goed in Monaco gaan wonen, zoals de eerste de beste sportvedette.’ (Justine Henin en Tom Boonen hadden zich toen pas gevestigd in het fiscaalvriendelijke prinsbisdom, red.) Komt dat moment naderbij?
“Dat was toen. Nu vind ik dat ik mee weerstand moet bieden, en moet blijven. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om mijn punt te maken op de plek waar ik geboren ben en waar ik leef. Het gaat niet alleen over de besparingen op cultuur, het gaat over een fundamentele politieke en sociale strijd die nog maar net begonnen is. Als ik in een belastingparadijs zou gaan wonen, heb ik geen poot meer om op te staan. Bovendien zijn belastingparadijzen strontvervelend. En ik geloof niet in een cultuur zonder generositeit.”