De dochter van Steven Pans werd ‘uit liefde’ door zijn ex gedood: ‘Het bleek geen fictie. Het was echt’
✦ Interview De wending
In maart dit jaar stond neurochirurge Mehrnaz Didgar terecht voor de moord op haar dochter Eline Pans (14). Nu, negen maanden later, blikken papa Steven (46) en zijn vriendin Sarah (34) terug op het proces. ‘De woede is er alleen maar groter op geworden.’
Wie met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de site zelfmoord1813.be.
Swipe door de smartphone van papa Steven Pans en je ziet zijn dochter zo opgroeien. Eline, guitig poserend in een zelfgenaaid rokje. Even fijnbesnaard als de harp die ze beroert. Tot ze ineens voor altijd dat meisje van veertien blijft: lief, creatief en dol op eenhoorns. “Ik heb het al vaak gedacht”, verzucht Steven. “Kon ik maar verder swipen.”
Vanop de kast, thuis in Glabbeek, tuurt ze lachend de woonkamer in. Achter haar foto zit een haarlok verscholen, een lichtbruin relikwie. “Echt nog een stukje Eline.”
Sinds de dood van zijn dochter is Steven Pans, radioloog in het UZ Leuven, slechts een schim van zichzelf. Dat kan zelfs het kaarslicht niet verhullen. Het verlies heeft zijn tol geëist: fysiek 15 kilo lichter, mentaal een molensteen zwaarder. Wordt de krop in zijn keel te dik, dan tast hij naar de handen van Sarah: ooit de lerares Nederlands van Eline, sinds twee jaar zijn houvast. Steven: “We hebben elkaar voor het eerst gezien aan het graf van Eline. Alsof ze ons heeft samengebracht. Het is geen toeval voor mij. Eline zei me ooit: ‘Het is een lieve, mooie juf.’ Dat is voor mij een teken: ga ervoor, papa.”
Papa’s en dochters, dat is vaak iets speciaals. Hoe was jullie band?
Steven: “Van kleins af aan was die heel hecht. Maar onze band is nog versterkt door alles wat ze heeft doorgemaakt: haar schildklierkanker toen ze acht was, alle medische behandelingen, de scheiding. Ook als we met ons tweetjes waren, kon ze zichzelf zijn. Niet lang voor haar dood hebben we nog een trip gemaakt naar Wenen en Athene. Dat was echt genieten, voor allebei.”
Een paar maanden voor haar dood werd Eline opgenomen in de kinderpsychiatrie. Waar worstelde ze mee?
Steven: “Er speelde heel wat in haar hoofd. De puberteit liet zich voelen. Plus: het kind kreeg nogal wat op haar dak. Tijdens de kankerbehandeling had ze zich altijd zo sterk gehouden. Dat heeft op langere termijn zijn sporen nagelaten. Ze moest dat allemaal nog verwerken. Dat het tussen haar mama en mij niet meer honderd procent boterde, droeg ze natuurlijk ook voor een stuk mee. Bovendien kwam de scheiding vlak voor haar kerstexamens. Ze kreeg dat gewoon niet meer verwerkt.”
Sarah: “Toen ik op school van haar opname hoorde, was ik ook wel verbaasd. Het was niet dat ze die rugzak van kanker zo hard achter zich aansleepte. Maar ze moet een serieuze tik gekregen hebben achteraf, toen alles op een hoop kwam.”
Steven, jij zag Eline voor het laatst twee dagen voor haar dood. Hoe verliep dat?
Steven: “Ik zette haar op zondagavond bij haar mama af, in het volste vertrouwen. Een juf vanop de lagere school, met wie Eline goed opschoot, kwam haar de volgende ochtend oppikken voor een korte trip naar de Ardennen. Iets waar ze heel erg naar uitkeek.
“Ik was erbij toen ze vertrok. Het opmerkelijke is: ons afscheid was heel intens. Eline was nochtans niet zo knuffelachtig aangelegd, zeker niet waar anderen bij stonden. (lachje) Achteraf heeft die juf mij nog gezegd: ‘Hoe jullie elkaar toen omhelsden, ik kreeg er kriebels van.’ Alsof we wisten dat het iets bijzonders was, dat moment.
“Op dinsdagavond stelde ik haar mama nog voor dat ik Eline kon oppikken na haar trip. Maar dat wuifde ze weg. ‘Hoeft niet. Eline mag bij mij blijven, voor altijd.’ Een uitspraak die pas de volgende dag een totaal andere betekenis zou krijgen.’” (slikt)
Het is woensdag 26 juli 2017 als twee politieagenten Steven Pans opzoeken in het UZ Leuven. De radioloog wil net aan een biopsie beginnen, als hij weggeroepen wordt. Dat het ernstig is, klinkt het. Dat ze hem apart willen spreken. Steven: “Die wandeling van het onthaal naar mijn bureau leek wel 100 kilometer. Ik wist niet wat te denken. Gaat het over een verkeersboete? Er is toch niks met mijn ouders? Of met mijn broer? Er schoot van alles door mijn hoofd. Maar niet dít.” Samen met het nieuws valt het ongeloof. “‘Jullie zijn verkeerd’, was het eerste wat ik tegen die agent zei. ‘Jullie moeten vast iemand anders hebben.’ Even leek het alsof ik in een slechte film zat: dit is een vergissing, dit kan niet waar zijn. Ik ben met mijn twee vuisten op mijn bureau beginnen te bonken. En maar roepen.”
“Toen ik die avond alleen thuiskwam, brandde er geen licht. Alleen de straatverlichting scheen binnen. Dat was zo tekenend: ik keek echt de hel binnen. Haar pantoffels stonden er, haar balpen lag op tafel, haar kousen op het bed. Alsof ze even weg was en over een uurtje zou terugkomen: ‘Papa, ik heb honger, heb je geen spaghetti?’ Maar ze kwam niet. Toen pas druppelde het binnen: dit is geen fictie, dit is echt.”
Wat schoot er die dag als eerste door je hoofd: ‘Ik wil mijn dochter zien, nú?’
Steven: “Dat kon niet, het sporenonderzoek was volop aan de gang. Ik zag haar pas terug bij de begrafenisondernemer, bijna twee weken na die laatste knuffel. Het contrast kon niet groter zijn. (valt stil) Je wordt ook wel bruut uit die bubbel van ontkenning gerukt. Zeker als je in de H&M nog huilend kleren hebt staan kiezen om je meisje op te baren.
“Maar mijn eerste, grootste vraag was: hoe is het gebeurd? Was het met een pistool, een mes, door wurging? Heeft ze afgezien? Dat was belangrijk voor mij. Pas twee weken na de feiten kreeg ik de details: ze was eerst vergiftigd, en daarna met een vuilniszak verstikt.” (tast naar Sarahs hand)
Om zoiets te weten te komen. Hoe blijf je dan overeind?
Steven: “Nauwelijks. Je moet weten, in een tijdspanne van zes maanden was ik álles kwijt: mijn huwelijk, mijn huis, mijn kind. Werkelijk al mijn fundamenten waren kapot geslagen.
“Dat eerste halfjaar na Elines dood – ik kende Sarah toen nog niet – heb ik zotte dingen gedaan. Ik vlamde met hoge snelheid naar Zweden. Ik dacht: ik laat mijn stuur los en we zien wel. Knal ik ergens tegenaan, dan zijn we terug samen. Blijf ik op de baan, dan zal ik er alles aan doen om Eline te blijven herinneren. Ik heb het lot toen echt getart.”
Fast forward naar maart dit jaar. Voor het Leuvense hof van assisen staat Mehrnaz Didgar terecht voor de moord op haar dochter. Het Openbaar Ministerie eist een celstraf van 26 jaar, maar de jury volgt het pleidooi van de verdediging: de moeder krijgt vijf jaar voorwaardelijk. Ze mag de gevangenis verlaten, maar moet zich laten opnemen in de psychiatrie. Steven, op dat moment anderhalf jaar samen met Sarah, schreeuwt in een open brief zijn ongeloof uit. De teneur: mama krijgt een tweede kans, papa levenslang.
‘Verbijsterd, verbitterd en ontgoocheld’, zo omschreven jullie je gevoel in die brief. Hoe kijken jullie daar nu op terug?
Steven: “Daar blijf ik nog altijd bij. Ik zou elk woord zo opnieuw schrijven. Dat proces was zo’n adrenalineshock. Zo slopend ook: de gruwel die je moet aanhoren, de foto’s die je moet aanzien. Je ondergaat een geweld van emoties. Toch werk je naar een climax toe, je hoopt op gerechtigheid.”
Sarah: “Tot een getuige plots opwierp: ‘Was deze moord niet de ultieme moederliefde?’ Toen brokkelde ons geloof in gerechtigheid dag na dag af. Ik ben toen zelfs één keer niet naar de rechtbank meegegaan, gewoon omdat ik ter plekke misselijk werd.”
Steven: “Wat de rechters en de jury niet wisten, was dat er op dat moment in het UZ Leuven honderden kinderen, op de dienst psychiatrie en oncologie, zaten te bibberen in hun bed. Ze waren doodsbang: ‘Mama, ga jij ook zoiets doen met mij?’ Sommigen durfden niet meer naar huis. Toen ik hoorde hoe sommige mama’s, van Elines beste vriendinnen nota bene, meegingen in die redenering – dat het wel uit moederliefde moest zijn – is bij mij het licht uitgegaan. Toen ben ik geknakt.”
Sarah, hoe zag jij Steven veranderen in de periode voor en na het proces?
Sarah: “In die maanden ervoor had ik hem terug wat uit het dal zien klauteren. Hij stond ook vrij sterk in de voorbereiding van het proces. Dus ik dacht: laat alsjeblieft gerechtigheid geschieden, dan kunnen we verder trekken aan die kar. Maar het proces heeft hem zo neergeslagen. Ik had hem daar bijna, aan de rand van de put, en nu stampten ze hem terug de dieperik in. Ik zag hem echt bijna wegteren.”
Het proces was een enorme klap. Was het ook een keerpunt?
Steven: “Voor mij op twee vlakken. Eén: mijn geloof in ons gerecht heeft een flinke deuk gekregen. De week erna las ik dat cocaïnesmokkelaars drie jaar cel hadden gekregen. Zijn drugs erger dan kindermoord? Wat betekent een kind dan voor onze maatschappij? Twee: ik verloor mijn dochter een tweede keer. Zo voelde dat voor mij aan. Het vonnis was een slachtoffer als Eline onwaardig.”
Sarah: “Wat ook een weerslag heeft gehad, zijn al die mensen die zijn afgehaakt. Ze kunnen niet meer met Steven om, omdat ze dan weer met dat hele trauma worden geconfronteerd. ‘Ooit nemen we terug contact op’, zeggen ze dan. Maar Steven wil nú over zijn kind praten.”
Ben je dan zoveel vrienden verloren?
Steven: (knikt) “Er zijn vrienden op wie we echt kunnen steunen, maar velen zijn afgevallen. Voor mij voelt het soms alsof ik door een straat wandel, en de mensen vanachter hun gordijn naar mij zitten te loeren. Maar zodra ik te dicht bij hun huis kom, gaan de rolluiken naar beneden. Dat doet pijn.”
Klinkt heftig. Hoe blijven jullie op de been?
Sarah: “Steven zal zijn therapie opnieuw opschroeven, en wij samen ook. Want zelf voel ik me ook vaak machteloos: hoe kan ík hem helpen?”
Steven: “Een therapeut noemde het ooit een wonder dat ik nog overeind sta. Een kind met kanker, een echtscheiding, een daaropvolgende burn-out, de moord. Mensen zeggen weleens: ieder huisje heeft zijn kruisje. Maar mij hebben ze een kathedraal gegeven.”
Sarah: “Ook al kunnen we het proces niet meer overdoen, het blijft ons wel achtervolgen.”
Steven: “Want je hebt niet alleen de rouw, er is ook die woede. Die is na het proces alleen maar groter geworden.”
Gek dat je dat zegt van die woede, want je ziet er net zo rustig uit.
Steven: “Mispak je niet, die onrust vanbinnen is zo groot, elk moment van de dag.”
Sarah: (tot Steven) “Ook al door dat beeld dat je hebt van Elines laatste momenten, niet?”
Steven: (knikt) “Dat is het eerste beeld waar ik mee opsta en het laatste waar ik mee ga slapen. Elke dag opnieuw. Telkens weer vraag ik me af: heeft ze mij nog geroepen? ‘Papa, help!’ Misschien heeft ze wel om mijn hulp gesmeekt. Maar ik was er niet. Dat is zo moeilijk te aanvaarden. Ook ’s nachts krijg ik daar soms flashes van, dan zie ik alles voor mijn ogen afspelen. Je sust je dan met het idee dat ze niet heeft afgezien, ook om jezelf te beschermen. Want zelf moet je wel overleven, hé.”
Opnieuw reikt Steven zijn telefoon aan. Deze keer geen beelden van een meisje met een wollige suikerspin. Geen brede lach met blokjesbeugel. Wel fleurige foto’s van een graf dat ‘leeft’. Nu eens staan er rozen. Dan weer witte gerbera’s met een rozige rand, de bloem die Steven vorig jaar voor zijn dochter liet ontwerpen. “Ik zou niet kunnen leven met een koude steen”, schudt hij het hoofd. “Elines bedje, zo noem ik het.” Elke week gaat hij ernaar toe. Soms alleen, soms met Sarah, of met zijn twee pluskinderen mee.
Sarah: “Mijn kinderen krijgen sowieso veel aandacht. Maar dit is echt Elines moment. Soms ga ik naar het voetbal van mijn zoon kijken, maar zegt Steven: ‘Liever niet, ik ga naar Eline.’”
Zit je daar dan mee gewrongen, Steven? Alsof Eline het je kwalijk neemt?
Steven: (knikt heftig) “Ik zit daar met een groot conflict, een schuldgevoel ook. Als ik met Sarahs dochtertje speel, denk ik: hoe zou Eline hier nu naar kijken? Zou ze denken: ‘Goed zo, papa.’ Of: ‘Amai papa, nu al vervanging gevonden?’ Voortdurend zit ik in die tweespalt.
“Soms sta ik dat echt uit te leggen aan haar graf: het is niet omdat ik met de andere kinderen iets doe, dat ik jou minder graag zie. Sta ik mezelf dan te verantwoorden? Eigenlijk wel. Want ze mag niet denken dat ik haar ooit vergeet. Dat is iets wat me constant bezighoudt.”
In een gedicht dat je op Vaderdag schreef, zeg je: ‘Ik kreeg mijn ontslag.’ Hoezo?
Steven: “Zo voelt dat aan. Er werd me niks gevraagd, er was geen onderling overleg. Het stopte gewoon. Papa kreeg zijn ontslag. Dat stukje ouderliefde, dat je alleen aan je eigen kind kunt geven, dat zit hier vast. (tikt op zijn hart) En het kan er niet meer uit.
“Onlangs, toen ik in de zetel zat, had ik ineens het gevoel: ik heb zin om Eline eens op te bellen. Om te vragen hoe het met haar gaat, om te zeggen hoe graag ik haar zie. (verbijt zijn tranen) Da’s zo’n beetje de fase waar ik nu in zit.”
De sint die passeert, de kerstdagen nu. Valt het nog zwaarder in deze tijd van het jaar?
Sarah: “Met de sint was het erg moeilijk. Steven hield zich zo sterk toen mijn kinderen hun pakjes openmaakten. ‘Fijn hé, mannen!’ Maar toen draaide hij zich om, en begon te wénen, te wénen. Op zulke momenten zie ik hem echt breken.”
Steven: “De eerste schooldag, vaderdag, kerst: dat is hard. Maar eigenlijk voel ik dat elke dag, op zoveel momenten. Als ik macaroni heb gemaakt, dan denk ik: ‘Tja, voor wie eigenlijk?’ Dat was een van haar favorieten. Ook in de auto heb ik het nog: dan zit ik soms onophoudelijk te huilen, tot ik op mijn werk ben, of terug thuis. Soms ben ik blij als er file is, dat ik meer tijd heb om te bekomen. (lachje) Het is een hele rugzak die ik meedraag. Ik hoop niet dat hij lichter wordt, maar wel dat de inhoud ervan verandert.”
Wat zou je dan willen zien veranderen?
Steven: “Dat ik meer kan focussen op de mooie momenten, als ik naar Elines foto’s kijk. Nu voel ik nog altijd die geweldige kwaadheid. Want ze had híér moeten zitten. Ik kan niet vergeten dat ze vermoord is, dat het proces zo afgelopen is. Ik zie een lelijk schilderij, en ik hoop dat ik die gevoelens op een dag wat meer kan loskoppelen, dat die woede minder impact heeft.”
Wil je er milder in worden?
Steven: (kordaat) “Milder niet. Ik zal geen dag milder worden voor de mama, noch voor het gerecht.”
‘Het is elke dag proberen te accepteren wat je niet wilt accepteren’, zeg je. Hoe kijken jullie vooruit?
Steven: (kijkt naar Sarah) “We kijken sámen vooruit. Voor volgend jaar ligt onze trouwdatum vast. Dat is een moment waar we allebei naar toeleven. Het is alleen nog wat zoeken: hoe geven we Eline een deel in dat geheel?”
Sarah: “Misschien in het bruidsboeket, met de gerbera van Eline? Subtiel, maar belangrijk. Maar een trouwfeest? Nee, daarvoor zijn we niet in de mood. Geen ‘Les lacs du Connemara’. Ik mag er niet aan denken. Het wordt een intiem gebeuren.”
Steven: “Het is vooral dit: al wat we nu hebben, omhelzen we met beide armen.”