Eenzame uitvaarten: honderden Belgen per jaar worden begraven zonder familie of vrienden – Humo: The Wild Site

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief

Eenzame uitvaarten: honderden Belgen per jaar worden begraven zonder familie of vrienden

(Verschenen in Humo 3660 op 4 november 2010)

‘Voor sommige mensen hoeven we niet één rouwbrief te drukken’

Het kerkhof van Brussel Stad, een dinsdagochtend in oktober. Om halftien parkeert een zilvergrijze lijkwagen van het merk Lincoln voorbij de smeedijzeren poort. Vooraan zitten twee mannen in zwarte pakken met een glanzend zwart biesje. Uitvaartleiders van het Brusselse OCMW. In de laadruimte van de wagen, achter half dichtgeschoven gordijnen, ligt een kist van ruw hout. Het deksel is vastgemaakt met eenvoudige kruisschroeven. Bloemen noch kransen. Over de dode weet ik niets. Geen leeftijd, geen geslacht, geen naam, zelfs geen initialen.

De chauffeur draait zijn raampje open, kijkt snel even rond en stelt vast dat ik de enige belangstellende ben. Volgens zijn informatie is het onwaarschijnlijk dat er nog familie of kennissen zullen opdagen.

‘We rijden naar Perk 36,’ zegt hij. ‘La pelouse des indigents, het perk der behoeftigen.’ Ik mag kiezen of ik in de lijkwagen plaatsneem bij de kist of te voet achter de wagen stap. Perk 36 bevindt zich aan het eind van de Negende Avenue, ongeveer 500 meter verder. Ik beslis te volgen, als eenmansstoet. De tweede uitvaartleider zal voor de wagen uit lopen.

Links en rechts van de avenue staan rijkelijk gedecoreerde praalgraven en grafmonumenten. We rijden door een erehaag van toondichters, schilders, burgemeesters, professoren, ministers van staat en andere laureaten van de samenleving. Ik voel een filosofische beschouwing opkomen, maar blijf steken in de vaststelling dat ze allemaal even dood zijn.

Mijn gedachten gaan naar X, de anonieme man of vrouw in de kist. Zou het een zwerver zijn? Een verwaarloosde alcoholist? Een bejaarde junk? Een illegaal? Een wanhopige? Heb ik ooit z’n pad gekruist? Steeds meer ‘gewone Belgen’ nemen in de ratrace een afrit en geraken nooit meer op de hoofdweg. Uiteindelijk komen ze nergens meer en blijven ze thuis. Alleen. Je denkt ze soms te herkennen, tijdens een wandeling ‘s avonds laat: ze zijn die bewegende vlek achter een gordijn, in het blauwe schijnsel van een tv-scherm. Maar wat wéét je over hen?

Bij het monument voor de slachtoffers van de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) zijn stadsarbeiders een plantsoen aan het omspitten. Als we langsrijden, schakelen ze de motoren van hun freesmachines uit en kijken ze ons na. Een paar groeten met een hoofdknik. In de stilte ploffen kastanjes uit een kruin op de grond.
Hoe zou het overlijden van X ontdekt zijn? Begon er een weeë lijkgeur in het appartementsblok te hangen? Bleef een hond aan de binnenkant van de voordeur krabben? Begon de brievenbus uit te puilen met reclamebladen en rekeningen?

Terwijl de motoren weer aanslaan, komt Perk 36 in zicht, ter hoogte van een oude esdoorn. Het blijkt een wild bos van honderden houten kruisjes waarop alleen een naam en een datum staan. Veel exotische namen, valt me op. De meeste levens die hier eindigden, zijn aan de andere kant van de wereld begonnen.

Bij de ingang is een gemeenschappelijke grafgracht voor twaalf nieuwe kisten gegraven. Ongeveer vijftien meter lang, tweeënhalve meter breed en twee meter diep. Dit wordt de rustplaats van X. Voor precies vijf jaar: zo lang duurt een gratis grafconcessie voor de armen en eenzamen.

Drie grafdelvers, die ons stonden op te wachten, rollen de kist uit de wagen, dragen haar op een metalen baar naar het graf en gaan met gekruiste vingers rond de kuil staan. Routineus, maar respectvol. Terwijl een vliegtuig voor Zaventem laag komt overgevlogen, geeft de uitvaartleider het teken voor de laatste groet. Tien stille seconden later wordt de kist met brede rolluiktouwen neergelaten. En nog eens tien stille seconden later daalt één van de grafdelvers op een aluminium laddertje af in de gracht. Uit de kuil klinken forse scheppen aarde die op de kist vallen. Het is volbracht.

We schudden handen en lopen terug naar de uitgang, waar de stad wacht. De uitvaart heeft negen minuten geduurd.

Groeiniche

Begrafenisondernemer Charles Heirbrant houdt kantoor in een onopvallend huis aan de Brusselse Van Arteveldestraat. Bijna 81 is hij. Sinds zijn pensioen doet hij alleen nog lowbudget-begrafenissen voor mensen die arm en/of alleen sterven. In marketingjargon zijn ze dé groeiniche van de uitvaartbranche, ook al valt er geen cent aan te verdienen. Bij Heirbrant kost een volwaardige begrafenis 1.000 euro – de gemiddelde prijs in de sector ligt drie keer hoger. Zijn belangrijkste en trouwste klant is het Brusselse OCMW.

Charles Heirbrant «Sinds vijf jaar zien we veel meer eenzame uitvaarten. Alleen al in Brussel hebben we er gemiddeld één à twee per week (ter vergelijking: in Amsterdam zijn er vijftien per jaar, red.). Nog opmerkelijker is de toename van het aantal goedkope begrafenissen, tot 250 per jaar. In de Vlaanders zit nog geld, maar de Brusselaar vereenzaamt en verarmt almaar meer. Sukkelaars worden grotere sukkelaars.

»Een eenzame uitvaart, dat is van een onuitsprekelijke tristesse. Het idee dat er zelfs niet één rouwbrief gedrukt hoeft te worden… Hoe alleen kan je zijn? Daarom sturen we indien mogelijk een vrijwilliger van onze Vereniging voor Begrafenissen en Crematies naar een eenzame uitvaart. Dan is er, naast de dragers en grafdelvers, tenminste íémand aanwezig om een groet te brengen.

Aan de andere kant: veel nabestaanden zijn ook geen garantie voor een waardige uitvaart. (Grijnst) Soms moet de politie preventief aanwezig zijn om vijandige familieleden uit elkaar te houden. Dan zijn we blij dat het bij wat roepen en schelden blijft: ‘Famille de merde!’»

Inmiddels kan Heirbrant een boek schrijven met verhalen van alledaagse waanzin en wanhoop uit de grootstad. Zoals dat van W., een kennis uit Sint-Agatha-Berchem, die hem waarschuwde dat hij binnenkort ‘een zeer verrassende dode’ zou moeten kisten. ‘En pak er op voorhand maar een goeie cognac op,’ voegde hij er vrolijk aan toe. Wat later pleegde W. zelfmoord. De man was een lijfwacht van Sarkozy, die er niet mee kon leven dat hij zijn been verloren had in een ongeval.

Sommige herinneringen zullen Heirbrant blijven achtervolgen, zoals het veertienjarig meisje dat zich opgehangen had. Via de dienst Slachtofferhulp van de Brusselse politie kwamen de armlastige ouders bij hem terecht om de begrafenis te regelen: in onderling overleg werd een afbetalingsplan over vijf maanden opgesteld.

Heirbrant «Als er nog nabestaanden zijn, doen ze meestal het onmogelijke om toch een eenvoudige maar waardige begrafenis te regelen. Een familie uit Charleroi betaalt tot het jaar 2015 elke maand 25 euro af voor de begrafenis van hun moeder. In al hun miserie waren die mensen enorm opgelucht dat een dergelijke regeling mogelijk was.

»Op een ochtend kreeg ik twee broers over de vloer die de begrafenis van hun vader kwamen regelen. Alles liep vlot, tot de betaling van de duizend euro begrafeniskosten ter sprake kwam. Er viel een stilte. De oudste zei: ‘Geen probleem, morgenmiddag kom ik het geld contant brengen.’ De andere broer keek ‘m verbaasd aan, alsof hij niet geloofde wat hij hoorde. Soit, ik hoorde nadien niets meer van die mannen, tot ik zelf begon rond te bellen. Bleek dat ze allebei in de gevangenis zaten wegens een mislukte overval – gepleegd in de ochtend na ons gesprek. (Pauzeert) Natuurlijk keur dat niet goed, maar ik begrijp die mannen wel. De begrafenis fatsoenlijk afhandelen is het allerlaatste wat je voor vader of moeder kan doen. Daarna is er niets meer, behalve herinneringen. En bij een eenzame uitvaart zijn zelfs die er niet.»

‘Het blijft raar dat niemand gedurende die drie weken een lijkgeur heeft opgemerkt.’

Grafdicht

Schoonselhof, een middag in oktober. De herfstzon zet de Antwerpse stedelijke begraafplaats in gloed. Op perk U, tegenover het praalgraf van Hendrik Conscience, staat een mager gezelschap rond een kist, slechts enkele voetstappen verwijderd van een vers gegraven grafkuil. Behalve de dragers en een grafdelver zijn twee dichters op het appel: Maarten Inghels en Andy Fierens, allebei lid van het collectief ‘De Eenzame Uitvaart’ (andere leden: Joke van Leeuwen, Bernard Dewulf, Lies van Gasse, Jan Aelberts en Stijn Vranken). Om de beurt wonen ze een anonieme begrafenis bij om er een speciaal geschreven grafgedicht voor te dragen. Een laatste saluut aan mensen die zichzelf al bij leven hadden uitgewist.

Van de overledene is me alleen bekend dat hij een immigrant is met een Portugeesklinkende naam, Antão D.S., en dat hij geboren is in 1946. Hij werd gevonden toen de onderburen een vreemde geur begonnen te ruiken. De politie werd opgeroepen en ontdekte het lichaam, dat al minstens twee, drie weken lag te ontbinden. Al die tijd was het televisietoestel in de woonkamer blijven spelen.

Nadat we de overledene met een hoofdbuiging gegroet hebben, neemt Andy Fierens het woord. In het naburige perk blijven de kettingzagen en grasmaaiers van het gemeentepersoneel voortrazen.

Antão D.S.
met een naam zo mysterieus en warm
stond je lotsbestemming in de sterren:
ontdekkingsreiziger, van zuid naar noord.
als lava uitgespuwd door de krater
in O Porto Grande of van São Pedro
opgestegen naar een beter leven.
jij, fiere nazaat van avonturiers en slaven
van bovenwinds eiland naar Europa en
vastgelopen aan de rand van een stadsader.
‘s nachts blinkt het raam, je uitkijkpost bij
de plek waar je gevonden werd in het licht
van de tv die in al zijn talen de stilte brak.
bij zonsopgang herkent men de contouren
van een gezicht in de Monte Cara. daar zal
ik je groeten, aan de voet een muntstuk laten
voor de overtocht.

Als de kist met een bosje purperen heide in het graf zakt, heeft de uitvaart exact twaalf minuten geduurd.  

Koffietafel

Voor een nabespreking nemen de dichters me mee naar café De Leuvenaar, tegenover de ingang van Schoonselhof. Beiden behoren tot Antwerp’s finest: Maarten Inghels (22) debuteerde met de bundel ‘Tumult’ in de Sandwich-reeks onder redactie van Gerrit Komrij; Andy Fierens (34) publiceerde in de afdeling ‘literaire trash’ de bundel ‘Grote smerige vlinder’. In dit Antwerpse supporterslokaal van Club Brugge, waar Soft Cell op volume tien uit de luidsprekers knalt, hebben ze al vaker een eenzame uitvaart doorgespoeld.

Maarten Inghels «Noem het onze koffietafel. Na een begrafenis hebben we altijd de behoefte om nog even stil te staan bij de overledene, voor we met tram 24 terugkeren naar de stad. Het is een moment van ontlading. Dagenlang hebben we zo intensief naar de uitvaart toegeleefd dat we achteraf een beetje verweesd achterblijven. Andy heeft het gedicht geschreven, ik maak straks nog een verslag van de uitvaart voor www.eenzameuitvaart.be.

HUMO Weten jullie meer over de man die we begraven hebben?

Andy Fierens «Hij is geboren op São Vicente, één van de Kaapverdische Eilanden, en gestorven op de Antwerpse Plantin en Moretuslei. Dat is het zowat. Ik ben naar zijn buren gefietst voor meer informatie, maar veel leverde dat niet op. Naar verluidt kwam er één keer per week een kennis bij ‘m langs. Die bezoeken waren al een paar weken gestaakt. Wellicht is die kennis weggebleven nadat hij een paar keer voor een gesloten deur had gestaan.»

Inghels«Het blijft raar dat niemand gedurende die drie weken een lijkgeur heeft opgemerkt. Zoals de uitvaartondernemer me vertelde: die geur is zo specifiek dat je ‘m onmogelijk kan verwarren met pakweg een zak afval die is blijven staan. Die man was zelfs gestopt met het afleggen van lijken, omdat de lijklucht nog dagen in zijn neus en kleren bleef zitten.»

Fierens «Ik denk dat de buren – lieve mensen overigens – gewoon geen moment aan die man gedácht hebben. Dat bleek ook uit hun reactie: ze vonden het vooral erg dat z’n tv nog weken had staan spelen. ‘Stel je eens voor dat diene televies ontploft was! Een chance dat onze plafond er nog aanhangt!’» (lacht)

HUMO Weten jullie op welke zender die televisie stond?

Fierens «Nee, maar ik had het graag wíllen weten. Zulke details zijn soms het enige houvast om een gedicht te schrijven.»

Inghels «Ik herinner me een man die dagen na zijn overlijden gevonden werd met de kat op zijn buik. Ook zo’n treffend beeld. De sociaal verpleegster die af en toe langskwam, heeft dat diertje geadopteerd. Die kat was het enige levende wezen waarmee de man in zijn laatste jaren nog écht contact had. En ik denk nu ook aan die vereenzaamde Duitse binnenschipper die als dakloze gestorven is op een bankje op Linkeroever: wellicht was de Schelde het allerlaatste beeld dat hij gezien heeft.»

HUMO Hoe schrijf je een gedicht als je volstrekt niets weet over de dode?

Inghels «Frank Starik heeft ooit gezegd: ‘De dichter promoveert zichzelf tot instant nabestaande.’ Die rol moet je durven te spelen. Een naam of een woonplaats is soms genoeg om je verbeelding op gang te brengen. Joke van Leeuwen heeft eens een mooi uitvaartgedicht geschreven voor een allochtone vrouw die Carmen heette. Dat volstond om een associatie te maken met de opera van Bizet: ‘Ze gaven u het lied als naam, van ver/ die naam, van hier uw wieg, een naam met/ zwier, l’amour est un oiseau rebelle.// Paste die wel of zat die als een pluimenhoed/ te scheef op de schedel, was die als hard/ gezongen en geen stem meer over.// U liep op Linkeroever langs wie meenden/ van waarheen, niet merkten welke/ benen schijnbaar dragen.// En wie zal daar op straat naar vragen zolang/ men niet valt. Te jong voor de dood, krast/ het dan. Dat lied van de overkant.’»

Fierens «Antão D.S. deed me denken aan de namen van de schepen waarmee Christoffel Columbus naar Amerika voer: de Santa Maria, de Pinta en de Nina. En tegelijk kwam het beeld van een ontdekkingsreiziger, een gelukszoeker die de tegenovergestelde reis maakte en zijn bovenwindse eiland, het straatarme São Vicente, verliet om een nieuw leven te beginnen in Europa.»

‘Die kat was het enige levende wezen waarmee de man in zijn laatste jaren nog écht contact had’

HUMO Vanwaar het idee om met poëzie op eenzame uitvaarten te beginnen?

Inghels «Ik was geïntrigeerd door enkele pijnlijke verhalen die kort na elkaar in de krant hadden gestaan. Twee jaar geleden werd er een anonieme baby begraven op kerkhof Ruggeveld in Deurne. Het kind was een paar dagen eerder, gewikkeld in plastic zakken, aangetroffen in Rivierenhof. In een afscheidsbrief had de moeder laten weten dat de baby voor haar godsdienst ongewenst was. Ik was vooral geraakt door een foto bij één krantenartikel: een babygraf waarop een eenvoudig houten plankje stond met de letters N.N. – nomen nescio, naam onbekend. Dat beeld bleef in mijn hoofd hangen.

»In diezelfde periode overleed Elhassan Ougfa, een Marokkaanse dakloze die met afval een hutje gebouwd had langs de Brusselse Van Praetlaan, naast het koninklijk paleis. De kranten hadden vooral oog voor het kleurrijke verhaal: ‘de buur van de koning’ gebruikte een omgevallen ijskast als wasbak, en als diepgelovige moslim had hij een kleine moskee gebricoleerd in zijn verblijf. Wat mij vooral trof was zijn eenzame begrafenis.

»Toen ik daarna vernam dat er in Nederland een poëzieproject rond eenzame uitvaarten bestond, dacht ik: wat een mooi, noodzakelijk initiatief. Waarom hebben we dat niet Antwerpen? Hier zijn ook zoveel mensen die zonder familie of kennissen het graf ingaan.

»De pionier van de eenzame-uitvaart-poëzie is Bart FM Droog: die rekende dat tot zijn takenpakket als Gronings stadsdichter. Vervolgens heeft Frank Starik het idee opgepikt in Amsterdam en een groep dichters verzameld die in een beurtrol een tekst schrijven voor een eenzame begrafenis – je kunt ze lezen op www.eenzameuitvaart.nl. Starik wilde een club sterke pennen die in korte tijd een goed gedicht kunnen schrijven. Hij vond ook dat ze behoorlijk betaald moesten worden voor hun werk, net als de dragers van de kist en de chauffeur van de lijkwagen. Die principes heb ik met zijn zegen overgenomen. Het OCMW van Antwerpen en Antwerpen Boekenstad steunen ons financieel. De uitvaart van Antão D.S. was onze twaalfde opdracht.»

HUMO Zijn eenzame overledenen meestal marginalen, zoals we graag willen geloven?

Inghels «We hebben nog maar één eenzame uitvaart van een zwerver gehad. Daklozen zijn relatief goed beschermd, omdat hulporganisaties zich hun lot aantrekken.

»Geregeld zijn het aangespoelde migranten, zoals Antão D.S. Hun eenzame dood is des te triester door het contrast met de grote verwachtingen waarmee ze ooit vertrokken zijn. Maar de grootste groep zijn vereenzaamde bejaarden. Echte Sinjoren, die midden in de stad leven en wachten op de dood. Ze zijn een naam op een brievenbus, die zelfs hun buren niet kennen. Oudere mensen vinden nog moeilijk een ingang in de samenleving zodra ze ernaast gevallen zijn. En wie geen kinderen heeft, loopt een verhoogd risico.»

Klein verschil

HUMO Wellicht zijn de eenzaam overledenen het topje van een ijsberg. Veel bejaarden krijgen nog wel een paar nabestaanden op hun begrafenis, maar leefden hun laatste jaren alleen.

Fierens «Klopt, dat weet ik van mijn moeder die aan stervensbegeleiding heeft gedaan. Ze werd ooit gebeld door een man die vroeg of ze wilde langskomen om zijn hand vast te houden terwijl hij stierf. Hij kon niemand anders meer bellen, zelfs zijn eigen kinderen niet.

»In onze samenleving genieten we een grote vrijheid om onze gang te gaan, maar de keerzijde is dat steeds meer mensen niet meer opgevangen worden als ze vallen.»

HUMO Wordt eenzaam sterven een taboe, in tijden dat de Belg gemiddeld 133 vrienden heeft op Facebook?

Inghels «Facebook en Netlog worden als applausmeters van ons bestaan zwaar overschat, vind ik. Maar ze zetten wel een norm: je moet voortdurend druk-druk-druk bezig zijn, ambitie tonen en dat delen met een zo groot mogelijke schare ‘vrienden’. Een eenzame uitvaart is het ultieme bewijs dat veel mensen daarin falen. En als dat een taboe is, laat het dan géén taboe zijn op hun begrafenis.»

HUMO Aan de andere kant zijn er steeds meer spektakelbegrafenissen à la André Hazes.

Fierens «Dat was vroeger nog erger, denk ik. Farao’s lieten piramides bouwen waarin een gezelschap slaven ingemetseld werd. Dan valt een kist in de middencirkel van een volle Amsterdam Arena nog mee. Het enige verschil is dat de nieuwe farao’s vandaag uit de entertainmentsector komen.»

HUMO In het gedicht voor de Duitse binnenschipper schreef je: ‘Niet alle bezoek maakt het verschil, evenmin dit gedicht.’ Waarom doe je het dan toch?

Inghels «Een gedicht maakt een klein verschil. Ieder mens verdient een saluut op zijn uitvaart: het is een bescheiden ritueel waarmee we ons onderscheiden van de dieren. Bovendien is het één van de weinige situaties waarin poëzie of kunst een nut kunnen hebben. Meer dan pakweg bij de inhuldiging van een standbeeld.»

‘De mensen over wie we schrijven, hebben als schimmen in deze stad geleefd’

Fierens «Ik wil geen grote woorden als ‘burgerplicht’ in de mond nemen, maar we hebben de verantwoordelijkheid om voor elkaar te zorgen, ook over de dood heen. Toen we Bernard Dewulf vroegen of hij af en toe een gedicht wilde schrijven voor een eenzame uitvaart, mailde hij terug: ‘Het lijkt me domweg belangrijk.’ Zo is het. Eigenlijk is de vraag: wat voor mensen willen we zijn? En ach, het is niet eens een grote moeite om elk jaar een paar gedichten te schrijven. Dichters zijn slechte dammenbouwers, zelfs een lekkende kraan repareren lukt ons niet. Maar een paar regels schrijven, dat kunnen we wél.»

Inghels  «De mensen over wie we schrijven, hebben als schimmen in deze stad geleefd. Ze laten vaak geen enkel spoor achter. Dan is een gedicht het enige wat aan hun bestaan herinnert. Zoals ‘De avonden’ van Gerard Reve eindigt: ‘Het is gezien. Het is niet onopgemerkt gebleven.’»

HUMO Een lezer van de site www.eenzameuitvaart.be noemde jullie werk ‘een wonder in de huidige maatschappij’.

Fierens «Ik weet niet of ‘de huidige maatschappij’ zoveel slechter is dan pakweg de maatschappij van vijftig of honderd jaar geleden. Maar ik geloof wel dat de manier waarop we mensen begraven een graadmeter is van onze beschaving. Dat blijkt ook uit de vele mails die we krijgen. Wat we doen houdt mensen sterk bezig, ook al hebben ze de overledenen nooit gekend.

»Toen de grootvader van mijn vrouw op zijn sterfbed lag, zat de hele familie erbij. Tot het moment dat hij z’n laatste adem uitblies, hebben zijn kinderen tegen ‘m gepraat en zijn hand vastgehouden. Dat was mooi. Die ervaring heeft mij gesterkt om mee te werken aan het Eenzame Uitvaart-project.»

Gepoetste schoenen

HUMO Raken jullie soms emotioneel betrokken bij jullie ‘onderwerp’? Of zijn jullie gewoon vakmannetjes die een geschikte tekst leveren?

Fierens «Je kan dat niet volledig scheiden. Een dierenarts barst niet in tranen uit telkens als hij een kat een spuitje moet geven – hij zou eraan ten onder gaan. Dat is bij ons niet anders. Maar toen ik hoorde dat Antão D.S. al drie weken dood gelegen had, moest ik toch even slikken.»

Inghels «Het kruipt onder je vel, hoor. Eerst krijgen we van de uitvaartondernemer een weinigzeggende naam doorgespeeld, maar langzaam wordt die naam een gezicht. Hoe meer je over iemands leven te weten komt, hoe moeilijker het wordt om afstand te nemen. Je fietst even langs z’n huis, je belt eens met z’n dokter… Ik ben daar gauw drie, vier dagen mee bezig. Gisteren hebben we mekaar zeker vijf keer gebeld om een stand van zaken te geven. Ik heb al nachten doorgedaan en vliegtuigtickets omgeboekt om met een fatsoenlijk gedicht aanwezig te kunnen zijn. En dagen na de uitvaart blijft de overledene nog in mijn hoofd rondspoken.»

Fierens «Ik ben gisteren later naar het verjaardagsfeestje van mijn oudste zoon gegaan, omdat ik nog aan het gedicht moest sleutelen. En achteraf heb ik tot na middernacht doorgewerkt.»

HUMO Jij wordt wel eens vergeleken met Johnny the Selfkicker alias Electric Jesus. Kun je makkelijk de knop omdraaien op een begrafenis?

Fierens «Ik schrijf doorgaans rock-’n-roll-poëzie. Direct, hard, snel, satirisch. Met veel lust for life, in de lijn van de oude punkdichters. Mijn uitvaartgedichten staan daar volledig los van. Als je een gelegenheidsgedicht schrijft, moet je je schikken naar de situatie, anders wordt het snel gênant. Ik ga aan een graf geen grappen maken of uitkramen wat in me opkomt. Uit respect.»

HUMO Jullie trekken voor de gelegenheid ook een pak aan.

Fierens «Naar een trouwfeest ga je toch ook niet in je bermuda? Mochten we zonet een goede vriend begraven hebben, dan had ik misschien mijn ‘gewone kleren’ aangetrokken. Maar voor een onbekende ligt dat anders. Ik heb vanochtend ook mijn schoenen gepoetst.»

Inghels «Ik was blij verrast dat de begrafenisondernemer een eenzame uitvaart met evenveel egards verzorgt als een ‘gewone’ uitvaart. De kist wordt met een kleine stoet naar het graf gebracht, iedereen groet, de dichter leest zijn gedicht.»

HUMO Rond een eenzame uitvaart hangt een waas van zieligheid, maar misschien wílde de overledene wel geen contact meer met andere mensen.

Fierens «Ik ben ook graag alleen, maar volstrekt geïsoleerd leven is nog andere koek. Ik weet niet of je daar zo makkelijk voor kiest

Inghels «Ik kan me moeilijk voorstellen dat iemand radicaal beslist: vanaf nu wens ik geen enkel contact meer met mijn familie en kennissen. Er is altijd iets gebeurd. De meeste eenzaam overledenen zijn tijdens hun leven al uit meerdere boten gevallen. Ze drijven steeds meer af naar de rand van de samenleving, naar de rand van de stad, tot ze helemaal alleen staan.»

HUMO Naar verluidt heb jij de begrafenisserie ‘Six Feet Under’ bekeken om je voor te bereiden. Heb je iets opgestoken?

Inghels «Dat je nooit voorbereid bent op de dood van mensen die heel dicht bij je staan. Die begrafenisondernemers in de serie gaan sereen met de dood om, maar als hun eigen dierbaren sterven, gaan ze ook door het lint.»

Fierens «Ik had nooit een gedicht kunnen schrijven voor mijn vader, toen die bijna drie jaar geleden overleed. Dat verdriet kwam te dicht. Ik had zelfs geen behoefte om iets te schrijven.

»Ik ben 34, en mijn familie is al bijna gehalveerd. De meeste mannen in mijn familie overlijden voor hun zestigste. Dat heeft me gedwongen met de dood te leren omgaan. Ik ben geneigd er grappen over te maken. Het is zo absurd. Misschien moeten we leren inzien dat het leven een beetje overroepen is (lacht). Of misschien moeten we meer gaan kijken hoe men in andere culturen met overledenen omgaat.

»Onlangs heb ik met een paar oude vrienden een reis gemaakt naar de Oekraïne. In het jaar 2000 hadden we iemand geblinddoekt een plek op de wereldkaart laten aanduiden en onszelf beloofd om daar tien jaar later heen te gaan – een manier om onze vriendschap te bewaren, ook al zouden we in die tien jaar gaan werken, gezinnen stichten en elkaar uit het oog verliezen. Het lot was gevallen op Kirovograd, de tractorhoofdstad van de wereld. Dat bleek een gat in the middle of nowhere waar iedereen uit verveling zat te zuipen, tot we op het kerkhof kwamen. Rond elk graf stond een hekje, geschilderd in fel blauw, groen, geel of rood, en voor dat hekje stond een tafeltje met twee bankjes. Geregeld kwam de hele familie – ook kinderen en kleinkinderen – langs om bij het graf van hun dierbare een hele dag te picknicken en bij te kletsen. Toen we vertrokken, kwamen er net mensen aan met hele zakken vol drank en eten. Op bezoek gaan bij een overleden geliefde is daar een uitstap, iets heel gewoons.

»Ik vind dat een mooi ritueel, een mooie gedáchte ook: je gaat niet naar een kerkhof om te huilen, maar om te herinneren. Wij zijn het contact met de dood verloren. In hoeveel ziekenhuizen worden terminale patiënten al niet naar een uithoek van het gebouw verbannen? Hoeveel mensen durven nog een lijk aan te raken?»

Inghels «Schoonselhof ligt ver buiten de stad, aan de terminus van tramlijn 24, zo’n veertig minuten van het Centraal Station. Dat is geen toeval: de dood schrikt af. We duwen ze zo ver mogelijk weg, zodat we ze niet meer zien.»

Fierens «Terwijl niets méér bij het leven hoort dan de dood. Daar is geen ontkomen aan.»

* * *

Tram 24, een halfuur later. Ter hoogte van het Kiel rinkelt mijn gsm. Ik herken het Brusselse nummer van begrafenisondernemer Charles Heirbrant. Hij had me beloofd om na te gaan wie X was, de anonieme dode die ik naar het graf vergezelde op het kerkhof van Brussel Stad. Afspraak was dat ik dan zelf geen onderzoekje zou gaan voeren. Voor een begrafenisondernemer is de privacy van een overledene heilig, ook al was bij leven niemand in zijn bestaan geïnteresseerd.

‘U hebt de volmaakt onbekende man begraven,’ zegt Heirbrant. ‘Hij heette L.R. en is 67 geworden. Verder ben ik niets te weten gekomen. Geen herinnering, geen anekdote. Niets. Alsof hij nooit geleefd heeft.’

Terwijl ik meneer Heirbrant toch bedank voor zijn tijd, schiet hem nog iets te binnen.

‘O ja, nog een detail: hij woonde vlak bij mij.’