‘Wat ik bij gewone mensen hoor, is niets anders dan de vertaling van wat ik het racisme van bovenaf noem’
Doen we de ideeën van burgerprotesten als de gele hesjes te snel af als simplistisch en achterlijk? De Franse filosoof Jacques Rancière (78) vindt van wel. ‘We moeten het traditionele standpunt dat we intellectuelen laten uitleggen wat er gaande is, omkeren.’
Jacques Rancière mag dan graag actiegroepen opzoeken, over de kasseien spurten met de ordediensten in zijn kielzog is zijn ding zo niet. Liever werkt hij in ‘zijn hoekje’: een oude, met boeken, iconen en hedendaagse kunst gevulde flat in het 9de arrondissement van Parijs, drie hoog. “Mijn eigen rol? Ik ben iemand die zoekt, lesgeeft en schrijft, maar ik pretendeer niet dat ik een geëngageerd filosoof ben. Het enige wat ik doe, is het resultaat van mijn werk af en toe naar de samenleving brengen.”
Hoewel hij minder voor het voetlicht treedt dan vakgenoten als Bernard Henry-Lévy of Michel Onfray, behoort hij tot de invloedrijkste linkse denkers van vandaag. Een van de meest gelezen denkers ook: Rancières standaardwerk Le maître ignorant, dat naar het Nederlands vertaald werd als De onwetende meester, ligt, herdruk na herdruk, al drie decennia in de boekhandel.
Daarin heeft hij het vooral over de relatie tussen onderwijs en samenleving, een razend actuele kwestie. “Welnu, ons hele systeem gaat uit van het feit dat niet iedereen even intelligent is. De staat, de school en de journalistiek: journalisten vragen me keer op keer om het niet te moeilijk te maken. Ze gaan er dus van uit dat mensen niet begrijpen wat ik zeg. (lacht) Onze samenleving is compleet geordend rondom de tegenstelling tussen zij die weten versus zij die niet weten. De balans is zoek, en dat verklaart veel politieke fenomenen die zich voordoen.”
En zo belanden we bij de gele hesjes. “Zij spreken niet de taal van de macht. Integendeel: ze spreken net democratische taal door rotondes te bezetten en de publieke ruimte in te nemen. Ze onderbreken een lineaire tijd die alleen maar oog heeft voor de vrije markt, en waarin alles wat afgedaan heeft weg moet. Met name de openbare diensten, de sociale zekerheid en de solidariteit.”
Rancière pleit bijgevolg voor een stevige democratische correctie: weg van de professionele partijpolitiek, met sociale bewegingen en door het lot gekozen burgers als frisse wind.
“We moeten het traditionele standpunt omkeren dat we intellectuelen laten uitleggen wat er gaande is. Op die manier handhaven we het status quo. In de plaats daarvan moeten we luisteren naar mensen die nog nooit het woord genomen hebben, van wie we de opinies niet op voorhand kenden, en die we niet meteen in een sociale groep of ideologie kunnen onderbrengen. Pas als dat gebeurt, als mensen van wie we gewoon zijn dat ze ja knikken plotsklaps hun stem verheffen – en dat ook nog eens doen in woorden die we niet verwacht hadden – dán pas ontstaat iets politieks.”
In deze en andere revoltes van stille mensen zit wel een flinke dosis nationalisme en identiteitsdenken.
“Ja, maar we hebben altijd de neiging de reactie van volksmensen als simplistisch en achterlijk af te doen. Ook daar zie je de invloed van het heersende denken over intelligentie: dat mensen die zulke ideeën koesteren op simpele en lage instincten draaien.
“Natuurlijk worden ook bij de gele hesjes foute dingen gezegd, maar veel oorzaken daarvan vind je in het systeem zelf terug. Wat ik bij gewone mensen hoor, is niets anders dan de vertaling van wat ik het racisme van bovenaf noem.
“Kijk naar de batterij maatregelen die de Franse staat de voorbije 20 jaar omtrent migratie heeft genomen, en die gevoed zijn door het intellectuele debat. Gaandeweg is het beeld geschapen van de buitenlander als iemand die ongewenst is. Veel argumenten die extreemrechts vandaag aanvoert, zijn bedacht door linkse intellectuelen, in mijn land vooral als het over de laïciteit (de levensbeschouwelijke neutraliteit van de Franse staat, LD) gaat: in plaats van te zeggen dat migranten dom, achterlijk, lui of vuil zijn, zegt het officiële Frankrijk dat ze de laïciteit niet omarmen. Dat is óók identitair denken. Racisme maakt dus niet per definitie deel uit van de volksaard.”
Veel mensen die vandaag extreemrechts stemmen, komen van links. Wat is daar gebeurd?
“Die mensen voelen zich niet langer vertegenwoordigd. Je kunt stellen dat de vertegenwoordigende democratie hoop en al nog 20 procent van de kiezers dekt. Dat betekent dat je automatisch een grote groep mensen krijgt die niet vertegenwoordigd zijn. De jarenlange afwisseling tussen centrumlinks en centrumrechts heeft dus een tegengroep tot stand gebracht van burgers die zich door die politici verraden voelen.
“Tot enkele decennia geleden konden extreemlinks, de arbeiderspartijen en de communisten het alternatief belichamen. Maar dat is veranderd in de jaren 80, toen de globale machthebbers besloten hun financieel-economische machtsgreep te versterken en de kapitalistische utopie te realiseren.”
Toch gelooft u niet in de scheiding volk-elite.
“Ik vind dat simplistisch. Het volk is het product van bepaalde historische handelingen, van bepaalde instellingen, niet een essentiële categorie. Zeggen dat wij het volk zijn en zij de ontaarde, decadente elite, zoals La France Insoumise (de linkse partij van Jean-Luc Mélenchon, LD) doet, slaat nergens op en is schadelijk.
“Want wie is dat dan, de elite? Volgens Aristoteles zijn dat de besten. Maar hoe definieer je de besten? De slimsten? Neen, want op die manier zeg je weer dat de niet-elite, het volk dus, dom is. Laat ons het in plaats van over de elite dus maar over de machthebbers hebben.”
De gele hesjes zijn boos, maar al bij al houdt president Macron stand. Ook de parlementaire democratie is nog niet uitgeteld. Kunnen acties als deze meer doen dan het bestaande systeem jennen?
“De parlementaire democratie, met een parlement dat weinig anders doet dan goedkeuren wat de regering heeft beslist, is eigenlijk een gematigde oligarchie geworden waarbinnen een relatief brede vrijheid van mening bestaat. Maar het is een systeem dat resistent is omdat het over machtige wapens beschikt: het staatsapparaat, financiële middelen, militaire middelen.
“Het is ook een systeem dat de vrijheid gaandeweg inperkt, hier en elders in Europa. In de omgang met zijn burgers permitteert de staat zich vandaag veel meer dan in mijn kindertijd. Toen ik jong was kon de Franse politie je niet tegenhouden om naar je identiteit te vragen, bijvoorbeeld. Veel politieacties die we vandaag voor normaal houden waren enkel in oorlogstijd mogelijk. Er bestond met andere woorden een ruimte voor collectieve actie die vandaag verdwenen is.
“Wat we wel nog hebben, zijn doeltreffende, tijd- en plaatsgebonden impulsen uit de samenleving: de luchthaven van Notre-Dame-des-Landes (in het westen van Frankrijk, LD) komt er niet, de tegenstanders hebben hun slag thuisgehaald. Ook de gele hesjes hebben intussen een beperkt aantal overwinningen op zak.”
Nochtans, een revolutie zit er niet meer aan te komen, toch?
“Ik weet niet of je het zo scherp kunt stellen, maar de meeste bewegingen die de gevestigde macht vandaag bekritiseren, stellen zich vragen bij hun eigen doel. Dat was in 1968 wel anders: arbeiders en studenten zouden revolutie maken en het systeem omgooien, zonder dat ze wisten wat er in de plaats moest komen.
“Maar ook toen al daalde de sympathie voor het idee van revolutie. Zelfs zij die in opstand komen, verwerpen de klassieke revolutionaire methode. Wat we vandaag wél hebben, zijn netwerken van punctuele acties.”
Elke Franse partij luistert inmiddels naar de gele hesjes. Hoe kunnen die laatsten dan afstand houden?
“Op de een of andere manier worden we allemaal een beetje gekocht door het grote geld, maar in die sfeer van permanente dubbelzinnigheid lukt het ook om bakens te verzetten, enige onvoorspelbaarheid te creëren en nieuwe levensvormen te doen ontstaan. Dat is precies wat de gele hesjes hebben gedaan.”
We interviewden Jacques Rancière in het kader van het Feest van de Filosofie (KU Leuven, Hoger Instituut voor de Wijsbegeerte) dat vorige zaterdag plaatsvond.
Wie is Jacques Rancière?
– Frans filosoof.
– Geboren op 10 juni 1940 in Algiers.
– Werkt vooral op politiek, kunst en pedagogiek.
– Strekking: marxisme, postmodernisme.
– Beroemdste werk: De onwetende meester.
– Naar het Nederlands vertaald: Het esthetische denken, De geëmancipeerde toeschouwer, De haat tegen de democratie