George H. W. Bush overleden: president van een veranderende wereld
Oud-Amerikaans president George H.W. Bush is overleden. Hij was wars van verandering, hield niet van conflicten en verloor niet graag de controle. Toen hij president werd, viel de Berlijnse Muur, veroverde Saddam Hussein buurland Koeweit, hield de Sovjet-Unie op te bestaan en scheurde Joegoslavië uiteen.
Het moet als een boze droom voor hem zijn geweest, niets bleef zoals het was, maar uiteindelijk bleek George Herbert Walker Bush de juiste man op het juiste moment. De wereld kolkte en hij loodste haar langs de gevaarlijkste klippen.
De 41ste president van de Verenigde Staten, die vrijdag op 94-jarige leeftijd overleed, was eigenlijk atypisch voor zijn tijd. In de jaren tachtig werd de internationale politiek gedomineerd door Johannes Paulus II, Ronald Reagan, Michail Gorbatsjov, Deng Xiaoping, Margaret Thatcher en Lech Walesa. Charismatische leiders die de bestaande toestand weigerden te aanvaarden en een duidelijk idee hadden waar ze naartoe wilden. Bush stak bleekjes af bij deze geweldenaren.
Hij straalde niet dezelfde wilskracht uit als de paus, was geen mooie, charmante man zoals Reagan, had niet het charisma van Gorbatsjov, miste de gewiekstheid van Deng, kon niet op tegen de gedrevenheid van Thatcher en stond mijlenver af van de volkse geslepenheid van Walesa.
In tegenstelling tot bovengenoemden vreesde Bush het nieuwe. Hij was geen idealist maar een realist, die elke verstoring van het bestaande machtsevenwicht gevaarlijk vond. Hij kon na zijn beëdiging als president in januari 1989 niet geloven dat de Koude Oorlog op zijn eind liep. Hij had veel tijd nodig om te bepalen of Gorbatsjov, de vijand die zich ineens had vertoond in de gedaante van een vriend, de Amerikanen niet probeerde ‘met zijn vriendelijkheid te vernietigen’.
Moordaanslag
De vermaarde historicus John Lewis Gaddis heeft zich afgevraagd wat er gebeurd zou zijn als Reagan de moordaanslag in maart 1981 niet had overleefd en zou zijn opgevolgd door George H.W. Bush, zijn vicepresident. Bush zou niet de aanval hebben ingezet op de status quo van de Koude Oorlog, zoals Reagan deed met zijn oproep in Berlijn: ‘Meneer Gorbatsjov, haal deze Muur neer!’ Maar toen eenmaal door toedoen van de visionaire krachtpatsers deze status quo aan diggelen was geslagen en alles in beweging was gekomen, was het een godsgeschenk dat een voorzichtig man als Bush aan het roer zat om alles in redelijk goede banen te leiden.
Op de top van Malta, net na de val van de Muur in december 1989, verzekerde Bush aan Gorbatsjov dat Amerika niet zou proberen de situatie uit te buiten. Hij zei dat hij ‘niet op de Berlijnse Muur zou klimmen en hooggestemde verklaringen zou afleggen’. Die uitspraak over de Muur is niet historisch geworden zoals die van Reagan, maar is minstens zo belangrijk: na het breekijzer was er de helpende hand. Zonder Malta, zei later Sovjetminister van Buitenlandse Zaken Bessmertnych, zou de Sovjet-Unie nooit zo simpel haar controle over Oost-Europa hebben opgegeven.
Achteraf lijkt alles vanzelfsprekend, maar het had inderdaad ook minder ‘simpel’ kunnen gaan. Gorbatsjov had met zoveel troepen in de DDR heel moeilijk kunnen doen tijdens de onderhandelingen over de Duitse hereniging. Hij had kunnen proberen de Navo op te blazen door te eisen dat de Duitsers in ruil voor de hereniging uit het bondgenootschap zouden moeten treden, wat tot paniek onder de westerse landen zou hebben kunnen leiden en misschien wel tot oorlog, zoals Kissinger in die dagen vreesde. Het gebeurde allemaal niet, mede door Bush’ verzekering dat hij niet een triomfalistisch dansje zou uitvoeren op de brokstukken van het Sovjetrijk.
Woestijnvariant van het Vietnamdrama
Hij zette bovendien met zijn onmiddellijke steun voor de Duitse hereniging de Franse president Mitterrand en de Britse premier Thatcher voor het blok. Zij vreesden de wederopstanding van een dominant Duitsland en hadden front wilden maken tegen de West-Duitse kanselier Kohl toen die vaart zette achter de hereniging. Maar Bush voorkwam dat. Duitsland werd weer één, zonder geweld en stevig ingebed in de Navo en de Europese Unie.
Lang kon Bush niet nagenieten van die prestatie. Saddam moet gedacht hebben dat de westerse mogendheden het even te druk hadden met Europa en viel op 2 augustus 1990 Koeweit binnen. Bush aarzelde. Pas na een bezoek van Thatcher zei hij dat deze daad van agressie niet onbeantwoord zou blijven. Hij smeedde een internationale coalitie, die met een multinationale strijdmacht van een miljoen man Koeweit bevrijdde. Een fluitje van een cent, werd na afloop gezegd, vaak door dezelfde experts die vooraf de woestijnvariant van het Vietnamdrama hadden voorspeld.
Belangrijk was dat Bush voorkwam dat Gorbatsjov onder druk van de haviken in Moskou de beschermende hand zou uitsteken naar zijn oude bondgenoot Saddam. Het loonde nu de moeite dat hij het vertrouwen van de Sovjetleider had weten te winnen. Het eenheidsfront bleef intact, een Nieuwe Wereldorde was geboren.
Maar de nieuwe orde leek in veel opzichten sprekend op de oude. Bush verjoeg de Irakezen uit Koeweit, maar hield halt bij de grens. Een groot deel van Saddams leger kon ontsnappen en werd vervolgens ingezet om de opstanden van de Iraakse sjiieten en Koerden bloedig neer te slaan. Bush verdedigde zich met het argument dat het mandaat van de Veiligheidsraad geen toestemming gaf voor een mars naar Bagdad. Bovendien wilde hij niet het risico lopen dat Irak uiteen zou vallen door de sjiieten en de Koerden te hulp te schieten. In het licht van de latere discussie over de inval in Irak (in 2003) zouden deze overwegingen als verstandig kunnen worden aangemerkt, maar toen werd zijn passiviteit tegenover Saddams slachtpartijen door velen gezien als verraad (wat nog eens de complexiteit van het vraagstuk-Irak onderstreept).
Verliezer
Ondertussen was het ontbindingsproces begonnen in Joegoslavië, dat langzaam afgleed naar oorlog. Bush was geen moment bij machte om dit tegen te houden. In Amerika zelf ging de economie achteruit, wat de kiezers ten slotte zo humeurig maakte dat hij, de politieke veteraan, in de verkiezingen van 1992 werd verslagen door de jonge Bill Clinton. De imperiale overwinnaar van de Golfoorlog werd een president voor één termijn, en daarmee op slag een verliezer, een mislukkeling.
Het was wreed wat de geschiedenis hem aandeed. Hij was de zoon van een patricische familie uit New England, zuinig en puriteins. Hij behoorde altijd tot de besten van zijn jaar op Amerika’s elitescholen, was goed in sport, werd gevechtspiloot en oorlogsheld, maakte eigenhandig fortuin in de olie-industrie in Texas en stelde daarna zijn leven in dienst van de publieke zaak, als lid van het Congres, ambassadeur bij de VN, directeur van de CIA, vicepresident onder Reagan en president. Vakkundig gidste hij de wereld door een potentieel zeer explosieve periode: de afwikkeling van de Koude Oorlog. Toch werd hij niet herkozen.
Dat lijkt onverdiend, maar tegelijkertijd komt het niet als een verrassing. Het sluit aan bij zijn persoonlijkheid. Hij was geen man van grote woorden en grote gebaren. Hij kon slecht omgaan met emoties. Toen zijn dochtertje Robin wegens leukemie in het ziekenhuis werd opgenomen, durfde hij daar niet naartoe te komen. Zijn vrouw Barbara moest alleen het verschrikkelijke besluit nemen over een riskante operatie, die het vierjarige meisje niet overleefde (en Barbara’s haar voor haar 30ste spierwit maakte). Hierdoor is te begrijpen waarom een man met deze beperkingen werd gerespecteerd, maar nooit bewonderd.
Omstreden
Bovendien had hij de pech dat zijn zoon, George W., als 43ste president van de Verenigde Staten een beleid volgde dat zo omstreden was dat de naam Bush tot op de dag van vandaag geen aanbeveling vormt onder kiezers. Het enige voordeel was dat velen weer beseften wat de verdiensten van Bush de oude waren geweest. President Obama noemde Bush sr. zelfs een voorbeeld op het gebied van de buitenlandse politiek, omdat ‘hij zeer effectief opereerde in een zeer moeilijke periode’.
Een groot leider zal George H. W. niet snel genoemd worden, ook niet postuum. Maar hij moet ook niet kleiner worden gemaakt dan hij was. Hij was een goede president, en zeker de beste die Europa zich in die uiterst gevaarlijke periode net na de val van de Muur had kunnen wensen.