Als Francken naar rechts rukt, is zwijgen geen optie meer – MO*

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief

Als Francken naar rechts rukt, is zwijgen geen optie meer

© Brecht Goris

De manier waarop staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken het discours omtrent migratie deze zomer naar onkies rechts manoeuvreerde is even akelig als spectaculair. Dat deed hij, om het op zijn schoon Vlaams te zeggen, op zijn sloffen, én op twitter. Beiden mag u letterlijk nemen. De reactie binnen eigen partij – op één enkele uitzondering na die Jan Peumans heet -, bij de premier, en bij uitbreiding de andere regeringsleden is akelig stil.

Eigenlijk hebben we geen staatssecretaris voor Asiel en Migratie, we hebben er een tégen migratie. Dat is niet eens een waardeoordeel, maar een nuchtere vaststelling. Opmerkelijk is het wel: in principe valt de naam van een portefeuille namelijk samen met de inhoud, niet met het bestrijden ervan. De minister van Onderwijs, wat men ook van het beleid mag vinden, streeft er naar zo goed mogelijk onderwijs te organiseren, en communiceert er ook zo over om de gemaakte beleidskeuzes te verdedigen. Hetzelfde geldt voor pensioenen en fraudebestrijding – een negatief geladen term. Enkel bij asiel en migratie lijkt dat anders te liggen.

Eigenlijk hebben we geen staatssecretaris voor Asiel en Migratie, we hebben er één tégen migratie.

In de laatste aflevering van ‘De Afspraak op vrijdag’ van vorig seizoen stelde de staatssecretaris, die avond occasioneel geflankeerd door Nieuwsblad-hoofdredacteur Liesbeth Van Impe en voormalig Fedasil-directeur Bob Pleysier, dat hij af en toe ook eens over zijn schouder moest kijken om te zien of de mensen nog mee waren. Of er genoeg draagvlak was. ‘De mensen willen het niet’ , het ultieme gezagsargument is niet meer dan een variatie op: ‘ik zeg wat de mensen denken.’

Laat mij beginnen met een open deur intrappen: Francken is niet bekommerd om het draagvlak omtrent migratie. Wel integendeel. Hij heeft met zijn communicatie en eindeloze reeks tweets maar één doel: het bestaande draagvlak rond een humaan en rechtvaardig beleid in diskrediet brengen en verzwakken. Een bodemloze grabbelton aan uitlatingen en tweets om dat te staven. U hoeft maar door zijn tijdlijn op sociale media te scrollen om dat vast te stellen.

Pushbackbeleid

Nog maar drie maanden terug – net voor de Europese top – liet de staatssecretaris voor het eerst vallen dat artikel 3 uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beter ‘omzeild’ kon worden om pushbacks mogelijk te maken. In het begin trachtte Franckens woordvoerder de uitlatingen nog te nuanceren. Ook Francken gaf toe dat ‘het heroriënteren van boten’ een geschiktere uitdrukking was. Vandaag is het pushback-discours – met de verwijzing naar Australië in het kielzog, bij een deel van de bevolking, doorgedrongen en aanvaard, zij het dan niet juridisch, dan minstens in de geesten.

Begin augustus, – kinderen worden ondertussen weer opgesloten en maak u geen illusies, dat is wel degelijk een beslissing van Francken – gaat de staatssecretaris nog een pak verder op twitter. Daar stelt hij, in dialoog met journalist Kasper Goethals van De Standaard, dat Search and Rescues op zee maar beter stoppen. Search and Rescue-zones zijn gemarkeerde zones in de Middellandse Zee waarbinnen landen mensen in nood moeten bijstaan.

Vandaag is het pushback-discours – met de verwijzing naar Australië in het kielzog, bij een deel van de bevolking, doorgedrongen en aanvaard.

Vrij vertaald, betekent de suggestie van de staatssecretaris dus: geen reddingspatrouilles meer uitsturen als mensen dreigen te verdrinken op zee. Een ronduit abjecte suggestie. Geen politiek statement, maar weerom een zaadje dat geplant wordt. De reacties en ophef op de opmerkingen van Francken zijn van korte duur. Nooit wordt hij er écht over geïnterpelleerd of aangesproken.

Bij gebrek aan dialoogpartner debatteert Theo Francken de laatste maanden dan maar op zichzelf. Dat lukt hem niet onaardig. Vanuit het Durbuy van Marc Coucke of op zijn sloffen/slashen vanuit het ‘bloedmooie’ Andalousië. Naast een foto om dat te staven, schreef hij ‘altijd paraat voor mijn zaak en mijn volk’, gevolgd door een aantal smileys.

In die interviews, en ook op twitter, danst hij op zoveel benen tegelijk dat het een wonder is dat hij nog overeind staat. Zo meldde hij in Terzake dat wonderoplossingen niet bestaan, terwijl hij nauwelijks een week eerder, in een conflict met Philippe Close, had laten verstaan dat hij het ‘probleem’ in het Maximiliaanpark in een handomdraai zou oplossen, mocht hij het in Brussel voor het zeggen hebben.

Strategische én ethische vergissing

Natuurlijk doet Francken dat niet zonder plan. Hij draait als een haan op de top van een kerk en bedient alle publieken binnen zijn doelgroep tegelijk. En ook de reden voor die drastische verharding in het discours is eenvoudig: sinds juni hebben we geen staatssecretaris in functie meer, maar een politicus in verkiezingscampagne. Dan mag het wel eens wat meer zijn. Net als het stilzwijgen bij andere politici ook wordt ingegeven door de nakende verkiezingen: de verlammende angst dat migratie hét thema zou worden en dat het Francken en co alleen maar groter zou maken.

Francken is verre van de enige die zich bedient van een plat en populistisch discours.

Dat laatste is zowel ethisch als strategisch een vergissing. Ethisch omdat je op sommige momenten als politicus niet langer kan zwijgen. Dit is zo’n moment. Strategisch omdat het wijst op een grote onderschatting van het het brede draagvlak dat bij mensen leeft, en je je in een geglobaliseerde wereld bovendien niet kan permitteren mondiale problemen niet in de dorpsstraat uit te leggen.

Francken is verre van de enige die zich bedient van een plat en populistisch discours. De ruk naar rechts is algemeen en gaat over de partijgrenzen heen, zoals Joël De Ceulaer meermaals in De Morgen aantoonde. Wat te denken van Peter De Roover (ook N-VA) bijvoorbeeld? Als er nu één politicus was die met heldere motieven – niet de mijne maar so be it – de politieke arena is betreden, dan is het wel Peter de Roover. Gepokt en gemazeld in de Vlaamse beweging.

Maar de beleidsmakers met wortels in de Vlaamse beweging hebben het cultuurflamingantisme sinds lang achter zich gelaten en uit electorale redenen ingeruild voor een xenofoob discours. Er zijn uitzonderingen. Mensen als Jan Peumans dus, of Geert Bourgeois, en ongetwijfeld ook een zwijgende massa binnen de partij.

Maar ook blijkbaar niet langer Peter De Roover dus. Liever Francken dan Peumans, moet hij gedacht hebben want wat moet je met een tweet waarin gesuggereerd wordt dat asielzoekers van wie de asielaanvraag wordt afgewezen maar beter aangeklaagd zouden worden voor kindermishandeling omdat ze hun kinderen nodeloos in gevaar hebben gebracht?

Het is moeilijk om een duidelijker geval van ‘blaming the victim’ aan te treffen dan in de kromredenering van De Roover. Al is het in het racismedebat ook meer regel dan uitzondering. Want ook daar zetten sommigen de dingen graag op hun kop, en aan intellectueel oneerlijke en retorische pirouettes ook daar geen gebrek.

Racisme in Vlaanderen

Als in Vlaanderen iemand zijn beklag doet over racisme kan je er donder op zeggen dat hij of zij binnen de kortste keren met een uit het verleden opgediste anekdote of post op sociale media zélf van iets beschuldigd wordt om vervolgens als ongeloofwaardig te worden weggezet. Ze hebben het, met andere woorden, zelf gezocht, of hebben er op zijn minst een hand in. Geen ja, zonder een kanjer van een MAAR…


Hou het gerust in de gaten. Het ging zo bij het recente Pukkelpopincident, en het ging zo bij schrijfster Tine Mortier, die ervoor koos om met haar man naar zijn vaderland Costa Rica te emigreren en bij haar vertrek aangaf dat het racisme de laatste jaren toegenomen was. De operatie beschadiging gaat duizelingwekkend snel. Alsof er ergens een cel bestaat die zich ermee bezighoudt.


De operatie beschadiging gaat duizelingwekkend snel. Alsof er ergens een cel bestaat die zich ermee bezighoudt.

Lees ook

Ander ergerlijk fenomeen is het oeverloos discussiëren over de semantische contouren van het begrip racisme. Want wat is racisme dan wel precies? Uiterst belangrijk ongetwijfeld in juridische context. Maar als iedereen aanvoelt dat er op zijn minst een parfum van racisme of xenofobie in de lucht hangt, heeft het iets pervers om te blijven rondjes draaien over een komma meer of minder, en ondertussen nauwelijks oor te hebben voor de slachtoffers.

Net zoals met een wit mannenclubje eindeloos doorbomen op twitter over precies die komma’s en punten, terwijl élke ervaringsdeskundige het al op een lopen heeft gezet, tot nadenken zou moeten stemmen. Dat laatste was het geval na de zaak Doornaert – Lleshi.

Racisme en xenofobie creëren een sfeer en een context die zich niet alleen laat vatten in (juridisch) jargon, noch in statistieken. Het zit vaak veel dieper in het denken en in onze structuren dan wat anekdotisch of juridisch verifieerbaar is. Het hangt in de lucht en schuilt net zo goed in het niet gezegde als in het gezegde. Iets kan juridisch perfect keer na keer een vorm van islamkritiek zijn. Maar als je élke keer weer op dezelfde minderheid kritiek geeft, dan schept de optelsom van al die kritieken op een religie die door velen aan etnische afkomst verbonden wordt, een context die op zijn minst xenofobie legitimeert en aanvuurt.

Ik las laatst het schrijnende relaas van collega-columnist Sabrine Ingabire op deze site. Ik was er niet goed van. Al is het verre van de eerste keer dat ik zo’n verhaal hoorde of las. Het is goed dat zulke getuigenissen er zijn. Ook al is het, vanuit mijn positie, haast onmogelijk het helemaal te begrijpen. In haar column schetst Ingabire hoe ze zich zelden of nooit op haar gemak voelt, altijd op haar hoede is voor racisme. Altijd. Aan het eind vertelt ze hoe ze mensen die ze tot haar vrienden rekende uit de bol gaan op Jay Z en Kanye West’s Niggas in Paris.

Je zou willen dat Ingabire ooit een nieuwe column kan schrijven met een minder pessimistisch einde. Want we moeten blijven praten, zoals ook Sachli Gholamalizad aan Friedl Lesage vertelde, toen die haar mening vroeg over de rel die KVS vorig jaar overviel.

Blijven leren en praten

Het bleek geen goede keuze van KVS om de ploeg van Het leven en de werken van Leopold II – ook al is ze als aanklacht met de beste bedoelingen gemaakt – weer samen te brengen zonder de aanpak van toen in vraag te stellen in het licht van vandaag, of zonder vooraf de dialoog aan te gaan. Binnen het hele traject van KVS, en het erg diverse publiek dat we hebben opgebouwd, werden mensen gekwetst en werd gewonnen vertrouwen geschaad. De contextualisering die we op en naast de scène hadden moeten voorzien vanuit KVS was ontoereikend en daaruit hebben we geleerd.

Maar misschien heeft heel de rel ook goede dingen met zich meegebracht? Het besef dat mensen fouten maken bijvoorbeeld? En misschien moeten we – tenzij overduidelijke bewijzen van onverzoenbaarheid of kwade wil – elkaar en onszelf recht op falen en bijleren blijven geven. Ik heb alvast, in de nasleep van de hetze vorig jaar, in de vele gesprekken die ik had, veel opgestoken. Laat dat, bovenop de excuses aan iedereen die zich gekwetst voelde, dan de winst zijn.

Misschien moeten we elkaar en onszelf recht op falen en bijleren blijven geven.

Ik ben het eens met Sachli Gholamalizad als ze zegt dat we moeten blijven praten. Tot we moe zijn. En daarna slapen, en dan weer opstaan om opnieuw te luisteren, én te praten. En respect op te brengen voor wie ook dat niet meer wil, of kan. Te leren uit onze fouten ook. Het is de enige manier om de op sterven na dood zijnde monoculturele maatschappij om te vormen tot een nieuwe, waar een meerderheid aan minderheden samenleeft in een pluralistische ruimte en in gelijkwaardigheid.

Het monoculturele integratiemodel is misschien nog altijd het interessantste recept om in verkavelingsvlaanderen veel stemmen te halen, in onze superdiverse steden, met het oog op een gedeelde toekomst is het een dood spoor. We moeten ons, zoals Eric Corijn terecht stelt in zijn laatste boek Een stad is geen land, meer bezighouden met samenlevingsopbouw dan met gemeenschapsvorming. Daar is theater, en bij uitbreiding cultuur, een ideale hefboom voor.

Een paar weken terug zag ik een weergaloze Patti Smith aan het werk. Het ene kippenvelmoment na het andere reeg ze aan elkaar in een onvergetelijke concertreeks in de Brussels AB. Aan het eind van die drie dagen gaf ze, zichtbaar ontroerd en verliefd op Brussel, een speech die een warme gloed door de zaal joeg. Niet naïef, niet gezwollen, toch recht uit het hart. Ze zei dat we in moeilijke tijden leven. ‘These are the times that try men’s souls’, citeerde ze de Amerikaanse filosoof Thomas Paine uit 1776. BUT, zo voegde la Smith er vervolgens met een kanjer van een MAAR aan toe: ‘at least we know we have souls to be tried.’