Humo’s grote onderwijsdebat: ‘We staan het begin van nog meer achteruitgang’
‘De achteruitgang is begonnen bij ons lager onderwijs en is nu uitgedijd naar het secundair onderwijs. Wie wil er eigenlijk nog voor de klas staan?’
Het Vlaams secundair onderwijs had lange tijd de reputatie oerdegelijk te zijn. Niet alleen in de volksmond: genoeg statistieken bewijzen het. Neem bijvoorbeeld het Programme for International Student Assessment (PISA), het internationale onderzoek dat peilt naar de kennis en vaardigheden van 15-jarigen. Pedagoog Pedro De Bruyckere, die verbonden is aan de Arteveldehogeschool Gent, vat de belangrijkste vaststellingen samen.
Pedro De Bruyckere «PISA is begonnen in 2000. Als je de allereerste uitslagen erbij neemt, zie je Vlaanderen in het absolute koppeloton opduiken. Op dat moment hadden we zelfs een voorsprong op de landen die we nu als de gidslanden beschouwen, Finland en de Oost-Aziatische tijgers Zuid-Korea en Singapore.»
Emeritus professor Jan Van Damme, de nestor van het onderwijsonderzoek in Vlaanderen, nuanceert.
Jan Van Damme «Wat betreft wetenschappen hebben we het nooit heel goed gedaan, maar op het vlak van wiskunde waren we inderdaad onovertroffen. Dat werd bevestigd door PISA. Het probleem is dat onze beleidsmensen en vele anderen achterover zijn gaan leunen: ‘Er is geen vuiltje aan de lucht.’ Daardoor zagen ze de donkerrode knipperlichten niet. In 2003 bleek dat de wiskundige en wetenschappelijke kennis van scholieren uit het tweede jaar middelbaar in vier jaar tijd een achterstand van een half jaar had opgelopen.»
De Bruyckere «Sinds die eerste mooie PISA-scores is de tendens inderdaad dalend. Al moet gezegd dat we het nu op verschillende vlakken beter doen dan het mythische Finland. Helaas is de reden cynisch: Finland is nog sterker gezakt. Maar laten we niet dramatiseren: we zitten in een groepje subtoppers, op enige afstand van de Aziatische koplopers. En we zijn nog altijd wereldtop wat betreft economie. Een krant kopte: ‘Eén op de tien leerlingen scoort slecht voor economie.’ Ze hadden evengoed kunnen schrijven: Vlaamse leerlingen zijn de op één na beste ter wereld. Alleen een Chinese regio doet beter.
»Volgend jaar wordt spannend, want dan zijn de nieuwe PISA-scores er. We kennen de data nog niet, maar vermoedelijk is er geen goed nieuws op komst. Enkele maanden geleden toonde een internationaal onderzoek aan dat het niveau van begrijpend lezen bij leerlingen uit het vierde leerjaar enorm is gedaald. Tien jaar geleden waren we top, nu zijn we in de rechterkolom beland. Die leerlingen stromen nu door naar het middelbaar onderwijs: dat kan gevolgen hebben voor de nieuwe PISA-score, die ook veel belang hecht aan begrijpend lezen.»
Onderwijspsycholoog Wim Van den Broeck van de VUB is gespecialiseerd in leerstoornissen. Hij volgt de evolutie van ons onderwijs op de voet en vindt ook dat er redenen tot ongerustheid zijn.
Wim Van Den Broeck «We hebben geen enkele aanwijzing dat er een kentering aankomt. Integendeel, we krijgen een verdere daling van het niveau.
»Ik was één van de eerste onderzoekers die zich zorgen maakten over de kwaliteit van ons onderwijs, nog vóór dat zichtbaar werd in de rankings. Ik was tijdens een onderzoek naar de onderwijsvisie van leerkrachten gebotst op dingen die mij erg ongerust maakten.
»Tot voor 2000 waren we wereldtop, maar we waren ons daar niet bewust van. In de media werd zelfs vaak het tegendeel beweerd. De kranten schreven dat er te veel zittenblijvers waren, dat de sociaal-economische ongelijkheid te groot was, enzovoort. Die kritiek was grotendeels ideologisch, en zo werd ons sterke onderwijs in een negatief daglicht geplaatst.»
Dirk Van Damme was kabinetschef bij minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke en werkte ook op het kabinet van de onderwijsministers Luc Van den Bossche en Marleen Vanderpoorten. Sinds 2008 staat hij aan het hoofd van de afdeling onderwijsonderzoek van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
Dirk Van Damme «Ik wil waarschuwen voor te veel drama. Het klopt dat de onderzoeken een daling tonen, maar we zitten internationaal nog altijd heel goed, terwijl veel landen in West-Europa dalen. Dat heeft onder meer te maken met een veranderende jeugdcultuur en de opkomst van sociale media en nieuwe communicatietechnologieën.»
HUMO In Azië hebben ze toch ook WhatsApp en Facebook?
Dirk Van Damme «Dat klopt, maar sommige onderzoekers zijn er toch van overtuigd dat de technologie een invloed heeft op de concentratie en ze het taalgebruik verschraalt. Verder zijn er ook grote verschillen tussen onze sterkste en slechtste leerlingen. Maar toegegeven, ook de bovenkant heeft ingeboet aan kwaliteit.»
HUMO Kennen we de oorzaken van die daling?
Van Den Broeck «Het heeft deels met demografie te maken: we zijn een superdivers land geworden. Dat confronteert het onderwijs met nieuwe uitdagingen, onder meer op het vlak van taal, maar ook culturele veranderingen spelen een rol. Als reactie op die nieuwe uitdagingen ontstond een nieuwe visie op onderwijs.»
Zesjescultuur
HUMO Welke verschuiving vond er precies plaats?
Van Den Broeck «Ons klassieke systeem van kennis- en cultuuroverdracht, met klassikaal onderwijs, examens en huiswerk, moest plaatsmaken voor een systeem dat inspeelt op de individuele leerbehoeften. Met extra veel aandacht voor leerlingen met leerstoornissen en leerlingen uit kwetsbare sociaal-economische groepen. Het welbevinden van de leerling werd ook belangrijker. Die extra aandacht is terecht, maar op den duur werden ook de sterke punten van ons onderwijs aangetast. De leerkracht kwam met de rug tegen de muur te staan: hij – meestal is het een zij – moet nog altijd de eindtermen halen, maar tegelijk elk kind individueel bedienen. Dat gaat niet zomaar.»
HUMO Het is de kritiek van de N-VA: er is te veel aandacht naar gelijke kansen gegaan.
De Bruyckere «Het heeft weinig weerklank gekregen, maar Dirk Van Damme, één van de bedenkers van het gelijkekansenonderwijs, heeft in een interview bekend dat het nooit de bedoeling was om de lat lager te leggen, en dat het wel is gebeurd: ‘We hebben te veel naar de onderkant gekeken en hadden te weinig aandacht voor de sterkeren.’»
‘Aan de top van het onderwijs hebben ze de gelijke kansen verkeerd toegepast: ze hebben de lat gewoon lager gelegd’
HUMO Voelt u zich aangesproken, meneer Van Damme?
Dirk Van Damme «Zeker, omdat het een bezorgdheid was die minister Frank Vandenbroucke en ik deelden. Wij wilden gelijke kansen in kwaliteitsvol onderwijs, want vooral kwetsbare leerlingen hebben daar nood aan. Maar de koepels, de inspectie, de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) en de pedagogische begeleidingsdiensten hebben onze nadruk op gelijke kansen verkeerd vertaald. Vaak werd letterlijk gezegd dat de lat lager gelegd moest worden, anders zouden te veel leerlingen niet slagen. De scholen krijgen nog altijd het signaal dat de eindtermen dé referentie zijn. Maar die waren bedoeld als minimale doelstelling, die door een bepaald percentage van de leerlingen bereikt moet worden. Het stond de scholen vrij om de lat hoger te leggen– dat was zelfs de bedoeling. Maar de ambities werden verlaagd: als ze de eindtermen halen, is het goed genoeg.
»Ik ben het er ook mee eens dat er een overdreven nadruk is gekomen op het welbevinden, en dat het een gevolg heeft gehad op de prestaties. Maar dat is niet de schuld van het onderwijs alleen. De belangrijkste motor zijn de ouders, vooral die van de middenklasse: die zijn ook minder veeleisend geworden. Sommige mensen noemen dat de zesjescultuur: ‘Als je erdoor bent, is het goed genoeg. Je moet niet op de toppen van je tenen lopen om het beter te doen.’
»Eén van de grootste problemen van Vlaanderen is dat het niveauverschil heel groot is, zowel tussen leerlingen onderling als tussen scholen. Te veel scholen doen het slecht. PISA toont dat haarfijn aan. Het probleem is dat we niet goed weten om welke scholen het gaat.»
Jan Van Damme «Ik wil wel opwerpen dat PISA geen faire test is. Ze peilt naar een zeer algemene vorm van toegepaste intelligentie. Ze is ontwikkeld in opdracht van economisten, die de wereld regeren, zoals u weet. Sommige landen passen hun curriculum zelfs aan PISA aan. En de test sluit niet aan bij de specifieke vaardigheden die beroepsscholen aanleren. Dat geeft een vertekend beeld.»
De Bruyckere «Plastische en muzikale opvoeding worden ook niet gepeild: hoe zou je dat kunnen met een onlinetest?
»Maar het is een feit dat de ene school het slechter doet dan de andere. We hebben geen zicht op de oorzaken. Er zijn zelfs regionale verschillen: West-Vlaanderen scoort beter dan andere provincies. Ligt dat aan de zeelucht, het arbeidsethos of de demografie? Moeilijk te zeggen. In elk geval zijn de verschillen zo groot dat veel mensen die er niet klaar voor zijn, toch naar de universiteit gaan. Het is mogelijk één van de redenen waarom zoveel mensen falen in de eerste twee jaar.»
HUMO Bijna overal ter wereld bestaat een systeem van centrale examens waarmee wordt getoetst of iemand over de juiste kennis en vaardigheden beschikt. Waarom bestaat dat niet bij ons?
Van Den Broeck «Er is weerstand, vooral bij de onderwijskoepels. Men is bang dat scholen en netten vergeleken zullen worden en dat ze er bekaaid afkomen. Die angst is ergens ook terecht: niet elk net of elke school trekt hetzelfde publiek. Dat bepaalt ook de kwaliteit van de uitstroom. Maar als je dat goed aanpakt, is die angst nergens voor nodig.»
De Bruyckere «Je zou de kwaliteit van de middelbare scholen ook kunnen afleiden uit de slaagkansen van de studenten die doorstromen naar de universiteit, zoals professor Rik Torfs zegt.»
HUMO En dan zal blijken dat het katholieke net beter presteert?
De Bruyckere «Dat is moeilijk te zeggen, omdat het van zoveel factoren afhangt. Een college trekt een ander publiek aan dan een atheneum in Molenbeek. De ligging speelt een rol, maar ook de visie van de directeur en de motivatie van de leerkrachten.»
HUMO Valt er iets te zeggen over het algemene niveau van de leerkrachten?
Jan Van Damme «Dat is gedaald, dat weet iedereen. Praat eens met iemand uit de lerarenopleiding: die zal er binnen de vijf minuten over beginnen. Dat is een evolutie die decennia geleden is ingezet. In de jaren 50 en 60 werd de elite van de middenklasse leerkracht. Sinds een jaar of dertig horen die jongeren dat ze beter naar de universiteit gaan. Lectoren zeggen mij dat de directies bij deliberaties actief tussenbeide komen om minder sterke studenten door te laten, zodat de financiering van de school niet in het gedrang komt.»
Van Den Broeck «De achteruitgang is ingezet in het lager onderwijs, en is nu uitgedijd naar het secundair onderwijs. Wie wil er nog voor de klas staan?»
Diepe kloof
In welke mate houdt ons onderwijssysteem sociaal-economische ongelijkheid in stand? De discussie woedt hevig op sociale media en op de opiniepagina’s van kranten.
De Bruyckere «Dat er een kloof is, vormt op zich geen probleem: die bestaat in veel landen die goed presteren. De vraag is wat die kloof veroorzaakt. Je hebt pas een probleem wanneer kinderen van laaggeschoolde ouders het niet ver kunnen schoppen, ook al hebben ze wel de capaciteiten. Volgens onderzoek telt de invloed van de leerkrachten mee voor 25 procent. Het aandeel van het kind zelf – de talenten waarmee het wordt geboren – voor 57 à 58 procent. De sociaal-economische achtergrond telt voor 11 tot 19 procent. Vind je dat een aanvaardbaar percentage? Dáár gaat de discussie over.»
Dirk Van Damme «Volgens mij heeft het te maken met de grote verschillen tussen de scholen onderling. Dat heeft te maken met de schoolkeuze en het inschrijvingsbeleid. Vaak worden ouders uit de blanke middenklasse met de vinger gewezen, maar dat vind ik fout: het is normaal dat mensen een school zoeken die aan bepaalde verwachtingen beantwoordt.»
HUMO Dat sluit aan bij de conclusies van een studie van de Koning Boudewijnstichting: de structuren verhinderen kansarme jongeren om het goed te doen.
Dirk Van Damme «Ons onderwijssysteem maakt wel degelijk sociale mobiliteit mogelijk. Wij hebben een hoog percentage leerlingen uit achtergestelde milieus die het toch ver schoppen.»
Jan Van Damme «Veel sociologen kijken te weinig naar de kwaliteit van het onderwijs. Sterke leerlingen doen het nog relatief goed in zwak onderwijs, maar leerlingen uit kansarme groepen zijn altijd de dupe van minder goed onderwijs. Als je de lat hoger legt, profiteren ook de kansarme groepen mee, maar dat gebeurt niet. Integendeel: als leerlingen het slecht doen, geven we ze meer tijd. We laten ze zittenblijven, of we stellen bepaalde doelen uit. Je zou de minder sterke leerlingen van de klas ook moeten uitdagen: je moet ze niet steeds makkelijke, maar soms eens een moeilijke tekst geven. Dat vraagt meer tijd.»
De Bruyckere «Er is ook een omgekeerd mechanisme. Dat hebben we in Duitsland gezien, waar de kloof tussen de sterken en de zwakken ook heel groot was. Een duidelijke reden was dat ze te weinig lesuren hadden. Nadat ze de onderwijstijd hadden opgetrokken, ging de PISA-score omhoog, maar de kloof tussen sterk en zwak werd nog groter. De sterke studenten profiteerden méér van de verhoging van het aantal lesuren.»
Van Den Broeck «Je kunt niet anders dan vaststellen dat er grote verschillen bestaan. Maar onderwijsstructuren vergelijken is niet makkelijk. Dat onderzoek staat nog in de kinderschoenen.»
HUMO Aan welke onderwijs-structuren denkt u?
Van Den Broeck «De vroege selectie. De hoge schotten tussen ASO, TSO en BSO. Het watervalsysteem.»
HUMO Het fenomeen waarbij studenten, meestal op aandringen van de ouders, eerst kiezen voor een moeilijke richting, en bij elke mislukking ‘afzakken’ naar een richting die als makkelijker wordt beschouwd.
Dirk Van Damme «Ons secundair onderwijs was decennialang gefocust op selectie: hoe sporen we de toptalenten op? De strategie van de leerkrachten en de scholen bestond en bestaat erin om mensen die niet meekunnen naar een lagere richting te verwijzen. Veel mensen rekenen op dat watervalsysteem, want ze willen geen deuren sluiten: ‘Als mijn kind begint in het TSO of BSO, sluiten we de deur naar het ASO al meteen.’»
De Bruyckere «Volgens de Nederlandse socioloog Jaap Dronkers kan het watervalsysteem ook voordelen hebben: het gidst mensen naar hun juiste plaats.»
Dirk Van Damme «Ik ben het daarmee eens: het is niet de ideale, maar een goede manier om mensen te selecteren. Ik ben ervan overtuigd dat veel jonge mensen op de verkeerde plaats terechtkomen, maar dat heeft te maken met het negatieve beeld van het TSO en het BSO. Andere landen doen het daar veel beter dan wij. Dat is een grote uitdaging.»
HUMO Jongeren met een migratieachtergrond worden vaak automatisch naar het TSO en BSO verwezen. Groen-voorzitster Meyrem Almaci, bijvoorbeeld, werd ondanks puike studieresultaten naar de richting snit en naad gestuurd.
Van Den Broeck «Ik zeg niet dat zulke verhalen niet bestaan, maar dat is anekdotiek. Ik ken evengoed verhalen van getalenteerde leerlingen met een Marokkaanse migratieachtergrond die door de school naar het ASO worden verwezen, maar die door een moeilijke gezinssituatie toch in het TSO of het BSO belanden. Ik word boos als men voorbijgaat aan de inspanningen en de goede bedoelingen van leerkrachten. Iemand die veel moeite en energie heeft gestopt in een kind, wil toch dat het het zo ver mogelijk schopt?»
‘Nergens ter wereld worden zo vaak onervaren leerkrachten voor de moeilijkste klassen van de moeilijkste scholen gezet’
HUMO Meneer Van Damme, volgens u bestaat er wel degelijk verdoken racisme in het onderwijs.
Dirk Van Damme «Onze resultaten voor de leerlingen met een migratieachtergrond zijn slechter dan die van andere landen. En de tweede generatie scoort sléchter dan de eerste. Er is racisme, maar het is niet openlijk. Het is herhaaldelijk bewezen dat leerkrachten leerlingen al na enkele uren klasseren: ‘Deze zal uitblinken en die zal het nooit kunnen.’ Naam en huidskleur spelen daarbij een rol. Dan wordt het een selffulfilling prophecy: leerlingen worden minder gestimuleerd en uitgedaagd, waardoor ze vanzelf minder goed leren.»
De Bruyckere «Maar nergens ter wereld worden zo vaak onervaren leerkrachten voor de moeilijkste klassen van de moeilijkste scholen gezet. De groepen die baat hebben bij de meest ervaren leerkrachten, krijgen ze niet.»
Kookles
Het is een bekende klaagzang van de werkgevers: het onderwijs is niet genoeg afgestemd op de behoeften en verwachtingen van het bedrijfsleven.
De Bruyckere «De vraag is of dat wel moet. In de pedagogiek hebben we het over de drie taken van het onderwijs. Eén: de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Twee: mensen leren samenleven. Drie: hen opleiden. Het is belangrijk dat die drie taken in evenwicht zijn. Als je te veel inzet op de zuivere opleiding, lever je mensen af die vandaag perfect op de arbeidsmarkt passen, maar misschien niet met hun buurman overweg kunnen.
»Mag ik tussendoor wat goed nieuws meegeven? Het aantal niet-opgeleide werklozen is gedaald in Vlaanderen. Daartegenover staat dat je in Antwerpen recent een stijging had van het aantal scholieren dat de school verlaat zonder diploma. De oorzaak is gek genoeg misschien wel de goede economische conjunctuur: ze zien overal vacatures voor niet-opgeleiden. Maar ze vergeten dat ze niet gewapend zijn wanneer de conjunctuur weer omslaat. Bedrijven zijn zich bewust van dat probleem: ze willen een charter ondertekenen waarin ze beloven om geen mensen aan te werven die de school niet hebben afgemaakt.»
Jan Van Damme «Op korte termijn zijn mensen uit het beroepsonderwijs wellicht goed voorbereid op de arbeidsmarkt. Maar vanaf hun 35ste doen leerlingen uit het ASO het beter, omdat ze een bredere algemene vorming hebben gekregen. Ik pleit voor meer algemene vorming in het technisch en het beroepsonderwijs, zoals ik andersom ook meer techniek zou willen zien in het algemeen onderwijs. Wij lopen altijd zo hoog op met Singapore, dat enorm goed scoort voor wiskunde en wetenschappen. Maar als ik daar scholen ga bezoeken, zie ik de leerlingen ook achter de werkbank staan. En een jaar later krijgen ze kookles.»
HUMO Nu lijken wetenschappelijke en informaticarichtingen een garantie op een mooie job, maar de arbeidsmarkt is onvoorspelbaar. Archeologen werden niet lang geleden verguisd, nu is het een knelpuntberoep. Moeten we niet inzetten op flexibiliteit en algemene vorming, zodat mensen zich makkelijk kunnen aanpassen?
De Bruyckere «Creativiteit. Samenwerken. Kritisch denken. Ze noemen het 21st century skills, ongelukkig genoeg, alsof mensen in de 20ste eeuw niet moesten samenwerken. Het is een eeuwige slingerbeweging. En je kunt creativiteit niet los van inhoudelijke vakken aanleren. Probleemoplossend vermogen kweken hangt nauw samen met wiskunde.»
Jan Van Damme «Ik blijf erop hameren: begrijpend lezen is het begin van alles.»
Van Den Broeck «Vakken als Latijn en zeker geschiedenis zijn belangrijk, omdat ze algemeen vormend zijn. Zelfontdekkend en ervaringsgericht leren – denk aan de freinetscholen – zijn erg in de mode, maar het mag niet de allesomvattende ideologie worden, want dan wordt de kennisoverdracht verwaarloosd. Dat betaal je cash. Kennis is niet iets wat je zomaar kunt oprapen, maar iets wat je in de loop der jaren opbouwt.»
HUMO Nog een probleem dat om de paar maanden opduikt in de media: het stijgende aantal spijbelaars.
Gil Keppens (socioloog VUB) «Het aantal problematische spijbelaars is in tien jaar tijd bijna verdrievoudigd. Dan hebben we het over leerlingen die in een schooljaar minstens dertig halve dagen ongewettigd afwezig zijn. In het schooljaar 2003-2004 zaten we aan 0,8 procent, in 2015-2016 was dat meer dan 2 procent. Als we het laagdrempelig spijbelen – vijf halve dagen – erbij tellen, komen we aan 30 procent.»
HUMO Is dat dan zo erg, vijf halve dagen?
Keppens «Absoluut. De slaagkans lijdt eronder en scholieren vertonen sneller probleemgedrag, tot delinquentie toe. Bij problematische spijbelaars zijn de effecten natuurlijk sterker. Ook daar is er een verband met slechte schoolresultaten en psychosociale problemen. En bij die studenten is de link met de slaagkansen veel duidelijker: amper 20 procent van hen slaagt op het einde van het schooljaar, en 25 procent stroomt uit zonder diploma. Vandaar dat spijbelen ook als een signaal wordt gezien: het toont dat het niet goed gaat met de leerling, dat er sociaal-emotionele problemen in het spel zijn.»
HUMO Hoe verklaart u de stijging van de spijbelcijfers?
Keppens «Soms gaat het om individuele, psychosociale problemen, in andere gevallen zijn de moeilijkheden familiaal. Soms gebeurt het zelfs met medeweten van de ouders. Je hebt aan de ene kant gezinnen waarin de ouders er niet meer in slagen hun kinderen te motiveren om naar school te gaan, en aan de andere kant situaties waarbij ze zelf het initiatief nemen, bijvoorbeeld wanneer een alleenstaande moeder opvang nodig heeft voor een jongere broer of zus.
»Daarnaast heb je ook het feit dat de puberteit vroeger begint, de stijgende armoedecijfers en de toegenomen migratie. Het percentage problematische spijbelaars ligt hoger bij kinderen uit Centraal- of Oost-Europa. Waarom zij het slecht doen, weten we niet: die groep is moeilijk bereikbaar voor onderzoek.
»Ondanks de stijging van de voorbije jaren doet Vlaanderen het relatief goed. Spijbelen is een groter probleem in Wallonië en in onze buurlanden. Wij houden de cijfers heel goed bij: Vlaanderen is de enige regio waar twee keer per dag de aanwezigheid van leerlingen wordt geregistreerd. Daardoor kunnen we bij problemen snel ingrijpen. Er is echter nog een andere, negatieve verklaring voor onze goede cijfers: het grote aantal vroegtijdige schoolverlaters. Het is goed mogelijk dat we in Vlaanderen spijbelende jongeren sneller naar de uitgang duwen. Uiteraard vallen ze dan uit de statistieken.»
Zwaar beroep
De beelden zijn al jaren vaste prik in de journaals en in de kranten: lange rijen ouders die hun kind willen inschrijven in de school van hun keuze. De vraag is groot, het aanbod veel te klein.
Van Den Broeck «Ik sta er met open mond naar te kijken: hoe hebben ze het zover laten komen?»
De Bruyckere «Men wist dat het er zat aan te komen. Eerst deed het tekort zich voelen bij de kinderopvang. Daarna bij de kleuters. Nog eens drie jaar later in het lager onderwijs. En nu is het secundair onderwijs aan de beurt.»
Dirk Van Damme «Ik schat dat in Vlaanderen 3 miljard euro nodig is om de huidige achterstand in te halen. Dan zwijg ik nog over de plaatsen voor de leerlingen die er de komende jaren bij zullen komen.»
De Bruyckere «Ik ken de situatie in Gent heel goed: daar moeten de komende drie jaar tweeduizend plaatsen bij komen. De huidige en de vorige minister wil ik nog ontzien, maar hun voorgangers zagen de golf aankomen en hebben die genegeerd.»
Dirk Van Damme «Men heeft het te lang laten aanslepen, dat is een collectieve verantwoordelijkheid. Waarom? Minister Luc Van den Bossche heeft ooit gezegd: ‘Bakstenen betogen niet.’ Daarom ging het geld niet naar de infrastructuur, maar naar de leerkrachten en naar kleinere klassen. De mentaliteit is nu gekeerd, maar de achterstand is gigantisch.»
De Bruyckere «Er komt nog een veel groter probleem op ons af: wanneer we binnenkort eindelijk genoeg scholen hebben, zullen er wellicht te weinig leerkrachten zijn. Ook in hen is er onvoldoende geïnvesteerd, ook al zagen we het probleem aankomen. Het aantal inschrijvingen aan de lerarenopleidingen loopt al vijf jaar terug. In Nederland hebben we een voorproefje gezien van wat ons te wachten staat: daar zijn makelaars actief die leerkrachten als voetballers wegplukken op scholen om ze elders tegen betere voorwaarden te laten werken. In het Waasland is er nu al een scholengroep die de andere beconcurreert door betere voorwaarden aan te bieden.»
HUMO Waarom is het beroep van leerkracht eigenlijk minder aantrekkelijk geworden?
De Bruyckere «Alles wat ik het voorbije anderhalve uur heb verteld, is geen reclame voor het onderwijs. De minst ervaren leerkrachten komen voor de heetste vuren te staan. Moeilijke klassen in moeilijke scholen, zonder dat ze kunnen terugvallen op ervaring. Niet te verwonderen dat zoveel leerkrachten afhaken in de eerste drie jaar.»
HUMO Het beroep van leerkracht is opgenomen in de lijst van zware beroepen: akkoord?
De Bruyckere «Er zijn verschillen. Ik heb voor iedereen bewondering, maar extreem veel voor kleuterjuffen en directies, zeker ook van lagere scholen, die bijna geen omkadering hebben en er alleen voor staan. Specifiek voor het secundair onderwijs zou ik zeggen: lesgeven in het BSO is ook zwaar. Maar zelfs daar mag je niet veralgemenen, de ene school staat voor grotere uitdagingen dan andere. Dat heeft soms gewoon met de ligging te maken.»
Van Den Broeck «De druk is groot en de vrijheid beperkt. Ik hoor van veel mensen die in het secundair onderwijs lesgeven, dat ze onder druk staan om zwakkere leerlingen te laten overgaan. Als ze te veel leerlingen laten zakken, worden ze op de vingers getikt door de directie. Vroeger waren scholen daar niet gevoelig voor, maar nu zijn leerlingen klanten geworden.»
De Bruyckere «Er is nog een ander knelpunt, dat tegelijk de mooiste kant van het beroep is: lesgeven is een performance. Je bent heel zichtbaar, je wordt constant bekeken. Dat is fantastisch, omdat je veel respons krijgt, maar je staat ook continu bloot aan kritiek. Dat maakt de job slopend.»
HUMO Ouders verwachten ook dat scholen steeds meer taken overnemen die ze vroeger zelf voor hun rekening namen.
De Bruyckere «De discussie over wat wel en niet tot de kerntaken van de school behoort, is zo oud als het onderwijs zelf. In Frankrijk heeft de overheid scholen opgericht toen werkgevers klaagden dat hun werknemers zich niet goed genoeg wasten: men wilde dat oplossen door de leerplicht in te voeren.»
HUMO Een klassieker zijn de klachten over het vele papierwerk.
De Bruyckere «Er is veel administratie bij gekomen, dat klopt. Universiteit Antwerpen heeft onderzocht wie ‘de dader’ is. Het antwoord was: iedereen. Er wordt altijd naar Brussel gekeken, maar de overheid vraagt minder dan men zegt. De koepels en netten, scholengroepen en directies zijn ook schuldig, omdat iedereen het beter wil doen voor het niveau boven hen. En de leerkrachten, erg verantwoordelijke mensen, doen altijd meer dan van hen wordt verwacht.»