Rode Duivel in een wijwatervat: Thomas Meunier – Humo: The Wild Site

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief

Rode Duivel in een wijwatervat: Thomas Meunier

‘God is altijd aan mijn zijde, ook vandaag. Naar de mis ga ik weinig, maar ik blijf gelovig en ik bid nog vaak’

Meer over het WK 2018 »

‘Penser comme Meunier’, een kop uit de Franse kwaliteitssportkrant L’Équipe, begin maart. Voetbalminnend Parijs en de Franse media worstelen met een collectieve depressie. Uitgerekend nu, nu PSG in de Champions League tegen titelverdediger Real Madrid een achterstand moet ophalen, is superster Neymar geblesseerd uitgevallen. Op het moment waarop de investering van een half miljard euro van voorzitter Nasser Al-Khelaifi moet renderen, is de man die de kloof met de absolute top in Europa zou dichten niet inzetbaar. Wanhoop regeert in de lichtstad, fans verzamelen op de Pont Neuf om zich ten einde raad in de Seine te storten.

In de catacomben van het Stade de l’Aube van Troyes haalt Thomas Meunier de schouders op: ‘Neymar is een fantastische speler, maar zijn afwezigheid zal geen enkele impact hebben op de match tegen Real, wij hebben immers een uitzonderlijke spelersgroep.’ Zijn Franse gehoor kijkt (aangenaam) verrast op. Dát is gesproken, vindt Régis Testelin, gereputeerd adjunct-hoofdredacteur van L’Équipe. Een fris geluid tussen het onophoudelijk gejeremieer over de blessure van Neymar. Meunier is het voorbeeld om te volgen in de kleedkamer van PSG, de juiste spirit om Real Madrid te bekampen, de afwezigheid van Neymar mag geen excuus zijn.

PSG heeft het niet gehaald, maar de anekdote illustreert wel de weg die de jongen uit Sainte-Ode, een dorpje diep verscholen in het hart van les Ardennes profondes, heeft afgelegd. De strijd met die andere Braziliaanse vedette, Dani Alves, voor een vaste plek als rechtsachter is ongelijk, maar na anderhalf jaar Parijs is de Belg er zeer gewaardeerd, op het veld en ernaast. Testelin looft zijn franc-parler, zijn spitse humor, vaak second degré. In een tijdperk waarin voetballers verbaal gekooid zijn en risicoloze, nietszeggende clichés debiteren, is Le Petit Belge voor de Franse journalisten een verademing en een dankbare gesprekspartner. En dat is niet anders bij de nationale ploeg. Thomas Meunier heeft niet de briljante baltoets en het snelle denken van Kevin De Bruyne, de verschroeiende versnelling en flitsende dribbel van Eden Hazard of Dries Mertens, de power van Romelu Lukaku of de branie en fysieke présence van Vincent Kompany. Maar de Ardennees is in alle opzichten wel een unieke Rode Duivel. Wat mij betreft zeker de boeiendste, ook door zijn grillige en opmerkelijke parcours. Van derdeklasser Virton naar het gerenommeerde Paris Saint-Germain, van de fabriek Saint-Gobain naar de bühne van het elitaire theater Parc des Princes.

‘Ik ga nog altijd graag naar Bastenaken om met mijn vrienden op café pinten te drinken en een pak frieten te eten. Met mate, welteverstaan (lacht)

Rêvons plus grand, de slogan van PSG, is Thomas Meunier op het lijf geschreven. Een realistische dromer maar ook een gepassioneerde kunstliefhebber, met God als onafscheidelijke compagnon de route. Een veelzijdige persoonlijkheid. Wat volgt is een wandeling langs vier bijzondere plekken in Parijs, elk symbool voor een stukje Thomas Meunier.

1. JAUNE, ROUGE, BLEU (KANDINSKY)

Thomas Meunier schilderde al zoals Vassily Kandinsky nog voor hij ooit over hem gehoord had. Op de middelbare school, in het kunstonderwijs, wees zijn lerares hem erop.

Thomas Meunier «Ik heb geprobeerd te begrijpen waarom ik als kind altijd zulke werken maakte en ik denk dat het te maken heeft met mijn persoonlijkheid. Mijn interesses gaan heel breed.»

De Russisch-Franse schilder is één van de grondleggers van de abstracte kunst.

Meunier kiest voor ‘Jaune, Rouge, Bleu’, een werk uit het begin van de twintigste eeuw en tijdelijk tentoongesteld in het Centre Pompidou.

Meunier «Kandinsky is zeker niet mijn favoriete schilder, maar dit werk vind ik wel fantastisch. Hier herken ik mezelf helemaal in. Ik beoefen en kijk naar vele verschillende sporten, en ik luister naar een brede waaier aan uiteenlopende muziekgenres: rock, rap, house, noem het en ik hou ervan. Niemand kan mij eigenlijk ooit 100 procent kennen of begrijpen. Ik ken mezelf natuurlijk wel en het bruist vanbinnen voortdurend van ideeën, meningen of verschillende smaken of verlangens. Mij focussen op één ding, dat lukt mij niet, dat gaat mij gauw vervelen.

»Het is de rijkdom van dit werk die mij aantrekt. De vele kleuren, het is een vrolijk schilderij, het straalt optimisme uit, ik zie het leven ook altijd van de zonnige kant. Een schilderij met één personage, daar voel ik mij niet mee verbonden. Hiermee wel, kijk maar naar de ontelbare lijnen en vormen. Je hebt hoeken, driehoeken, slangen. Ik zou uren naar dit werk kunnen kijken.»

De werken van Kandinsky werden niet meteen op applaus onthaald door de intellectuele elite. Te veel kleuren, te decoratief, te grappig eigenlijk. Het geijkte pad was aan Kandinsky niet besteed. Aan Thomas Meunier ook niet.

Meunier «Typisch eigenlijk. Als je iets anders doet dan wat je op de academie of op school geleerd hebt, stuit dat op verzet. Mensen hebben argwaan bij wie buiten de lijntjes kleurt, wie de gevestigde orde uitdaagt, wie de regels niet volgt maar op ontdekking gaat. Zo ben ik ook. Ik zeg altijd wat ik denk. Hier in Frankrijk houden ze van mijn open manier van communiceren, mijn franc-parler, ze zijn dat niet gewend. Ik wil niet choqueren of provoceren, maar ik wil geen mouton zijn, geen zwijgzame volger. Ik geef graag mijn mening, maar altijd met respect voor anderen.»

Kandinsky, Picasso… ze hangen niet meteen aan de muur in Sainte-Ode. De ontdekkingstocht voor Meunier verliep aan de hand van zijn grootmoeder en een inspirerende juf in de kunsthumaniora.

Meunier «In mijn herinnering ben ik vooral opgevoed door mijn grootouders. Mijn grootmoeder was een onderwijzeres met artistieke aanleg. Ze speelde piano, ze leerde mij tekenen, schilderen, knutselen. Voetbal is altijd mijn favoriete bezigheid geweest, maar het artistieke was nooit ver weg. Toen ik naar Standard verhuisde en op internaat ging, heb ik het een paar jaar opzijgelegd. Maar toen ik er op mijn veertiende werd weggestuurd en weer in Bastenaken belandde, ruilde ik economie voor het kunstonderwijs. En daar was een juf die de sluimerende passie voor kunst weer kon opwekken. Ze kon je raken, ze sprak altijd le bon mot. Zelfs als het je niet interesseerde, kon ze je toch motiveren met haar bevlogen uitleg over werken en kunstenaars. Door haar zijn kunst en ik vrienden voor het leven geworden.»

De actieve kunstenaar in Meunier is opnieuw ingedommeld en op het veld ligt de creatieve geest in de gewezen aanvaller enigszins aan banden. Meunier is een verdediger, zijn eerste taak is het voorkomen van schoonheid en creativiteit, ze afbreken. Voetballen tegen zijn natuur, quoi.

Meunier «Toen ik in Brugge ben aangekomen, heb ik mezelf inderdaad moeten herprogrammeren, het moest allemaal wat zakelijker, wat efficiënter zijn. Maar ook als rechtsachter moet ik in de opbouw creatief zijn, moet ik oplossingen zoeken. En stiekem ga ik ook nog altijd op zoek naar de schoonheid, le beau geste, maar in combinatie met de efficiëntie die voetballen aan de top nu eenmaal vereist. Ik droom ervan om ooit als nummer 10 te kunnen voetballen, de creatiefste positie in het elftal. Ik wil weer vooruit op het veld, letterlijk dan. Eindigen waar ik begonnen ben, in de aanval, zo vanaf mijn dertigste. Wellicht niet meer op het absolute topniveau, ook niet bij Club Brugge of Anderlecht, maar ik denk dat ik bij veel Belgische clubs uit de hoogste klasse een zeer goede aanvaller kan zijn.»

2. DE SACRÉ-COEUR

De 222 trappen in de Rue Foyatier leiden naar het bordes van de prachtige Sacré-Coeur, boven op Montmartre, mont des martyrs. Het panoramische uitzicht over Parijs is overweldigend, de basiliek zelf ook. Onaantastbaar fel wit, omdat de vervuiling van de stad geen vat krijgt op de kalksteen van Château-Landon waaruit ze is opgetrokken.

Meunier «Vanaf het terras van ons appartement in het 16de arrondissement hebben we een prachtig zicht op de Sacré-Coeur. Het is mijn favoriete plek in Parijs. Ik kan er urenlang genieten van het vergezicht over mijn geliefde stad, van de gezellige drukte in Montmartre en van de gewijde stilte in de basiliek. De mozaïek van Christus is naar verluidt één van de grootste afbeeldingen van Christus ter wereld. Ik vind het een verbluffend mooi bouwwerk. En buiten kan ik mij eindeloos verliezen in het gewemel en het geroezemoes van Montmartre. Er is zoveel te beleven met schilders, straatartiesten, muzikanten en acrobaten, discussiëren met verkopers. Het contrast trekt mij aan: de stilte, het gebed, de meditatie in de Sacré-Coeur en het bruisende kunstenaarsleven erbuiten.»

Uiteraard heeft Thomas Meunier in zijn kleine dorp een katholieke opvoeding gekregen, maar later, toen hij zelf op het kruispunt stond, is hij zijn geloof trouw gebleven.

Meunier «In elke stad die we bezoeken, gaan mijn vrouw en ik een kerk binnen om een kaars aan te steken. Voor mij is God altijd aan mijn zijde geweest en dat is vandaag niet anders. Naar de misviering gaan, is er door het drukke programma met PSG nog weinig bij, maar ik blijf gelovig en ik bid nog vaak. In onze buurt is er een heel mooie grote kerk waar ze soms overdag misvieringen houden, daar loop ik weleens langs wanneer ik geen training heb.

»In mijn dorp was geloof en godsdienst destijds vanzelfsprekend, iedereen ging op zondag naar de mis. En mijn grootmoeder was behalve onderwijzeres ook nog catechiste. Ik beschouw haar als één van de pijlers van mijn opvoeding en die was dus katholiek. Ik ben ook mijn hele jonge leven misdienaar geweest.

»Het is – denk ik – de mythe van God die mij intrigeert. Het houdt mij al mijn hele leven bezig: wie is God, waar is Hij, bestaat Hij wel? Want als ik kijk naar de wereld en zie wat er allemaal gebeurt, is het moeilijk te aanvaarden dat Hij dat allemaal láát gebeuren. Maar ik heb altijd in God wíllen geloven, een steun in moeilijke momenten. Hij is iemand tot wie je je kan wenden als je daar behoefte aan hebt. Het is een stukje psychologie. En dat kan ook Boeddha zijn of je kunt zelf een god creëren.

»De Kerk als instituut heeft mij zwaar ontgoocheld, al die schandalen, dat kindermisbruik, het is onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Het vernietigt het leven van jonge kinderen, de toekomst nog helemaal voor zich. Het jaagt de mensen nóg meer weg uit de kerken en velen ook weg van hun geloof. Maar ik heb het instituut niet nodig om te geloven. Voor mij is er ook geen paradijs, geen hemel en geen hel. Je sterft en het is afgelopen. Maar tijdens je leven heeft God wel een gunstige invloed. Kijk, het gaat erom dat je een goed mens bent, respectvol. En dat kan vanuit het katholicisme, maar net zo goed vanuit de islam of het humanisme. De aanslagen, ook hier in Parijs, in naam van het geloof, dat is ongelooflijke onzin. Religie heeft daar helemaal niets mee te maken, ze wordt gebruikt als excuus, terwijl het om macht en controle gaat. Ik word daar opstandig van, kwaad, ik kan dat soort zaken niet vergeven.»

In onze maatschappij zijn (het katholieke) geloof en religie naar de achtergrond verdrongen. Kerken blijven leeg, geloof is niet cool of sexy of intellectueel. Maar in de spelersgroep van PSG is geloven meer regel dan uitzondering.

Meunier «De vele Zuid-Amerikanen bij de club zijn daar enorm mee bezig. Bij hen zit het geloof nog diepgeworteld in de maatschappij en hun leven, zoals in België veertig of vijftig jaar geleden. Ze zijn talrijk, de ploegmaats die bidden en kaarsen aansteken in de aanloop naar een wedstrijd. Zo vreemd is dat niet bij PSG. Hier word je niet raar bekeken wanneer je nog gelovig bent.»

‘Het voetbal is vervuild door de commercie. Maar ik ga er niet over klagen, dat zou pas hypocriet zijn’ Met ploegmaat Neymar bij PSG

3. DE EIFFELTOREN

Hij staat er sinds 1889. Vanaf de Champ de Mars, op de linkeroever aan de Seine, waakt en heerst hij over Parijs. De Eiffeltoren zou na twintig jaar weer afgebroken worden, maar intussen is hij naar verluidt het meest bezochte monument ter wereld. Gerangschikt als één van de niet-klassieke wereldwonderen en natuurlijk hét symbool van Parijs. Met zijn 317 meter hoogte in alle opzichten een baken voor de Fransen en blijkbaar ook voor Franstalige Belgen. Symbool voor het beloofde land.

Meunier «Voor een Franstalige Belg is Parijs het allerhoogste, het summum. Een beetje zoals Manhattan in New York voor Amerikanen, denk ik. Mijn vrienden benijden mij. Ze komen weleens op weekend naar Parijs, maar ik woon er elke dag. Dat is ook hun droom. Parijs is het symbool voor geslaagd zijn in het leven: als je hier kunt werken en wonen, dan heb je het gemaakt. Het staat symbool voor de rijkdom, de kwaliteit van het leven ook, op allerlei vlakken: cultureel, gastronomisch, de muziek, het theater, de kunst, de enorme verscheidenheid aan mensen en hun culturen. Alles wat je in je fantasie kunt dromen en bedenken, vind je hier. Veel meer dan ik in mijn stoutste dromen had durven hopen, heb ik hier al meegemaakt en ontdekt. Je kan niet beschrijven wat Parijs in ons, Walen, losmaakt.

»Brussel heeft dat niet (lacht). Ik ga er nooit naartoe, er is eigenlijk niets wat me aantrekt. De Grote Markt, het Atomium, de Zavel, de Marollen… bien sympa maar ik vind het geen aantrekkelijke stad. Het is een stad van en voor passanten. Een toerist komt één keer in zijn leven op bezoek in Brussel, maar naar Parijs zal hij elk jaar opnieuw terugkeren. Toen ik in Brugge voetbalde, heb ik veel steden bezocht: Brugge, natuurlijk, Gent, Antwerpen, superinteressant allemaal, maar beperkt. Parijs kent geen beperkingen. Parijs grijpt je vast en laat je niet meer los.»

De Franse filosoof-schrijver-criticus Roland Barthes schreef in 1964 een boek over de Eiffeltoren, vertrekkende vanuit de stelling dat het een volstrekt leeg en nutteloos bouwwerk was, un édifice inutile. Maar net daarom was het een monument met onbeperkte mogelijkheden voor de fantasie van de mensen. Open voor alle dromen, alle interpretaties. De Eiffeltoren kan alles zijn wat de mens ervan wil maken. Uniek en onvervangbaar, getuige van een eeuw en toch altijd weer nieuw en modern, niet te imiteren en toch al miljoenen keren gereproduceerd. Het contrast met de intimiteit van Sainte-Ode of Virton is uiteraard gigantisch. Een behoorlijke cultuurshock, zoals Thomas Meunier het glimlachend noemt.

Meunier «Ik ben hier een andere wereld binnengestapt. Maar dat had ik in Brugge ook al gedaan. Ook dat was een grote stap. Een andere cultuur, een andere taal, een andere mentaliteit, een andere manier van werken. Ik heb er als voetballer de stap naar het professionalisme gezet, met vallen en opstaan. Bij Virton in derde klasse was alles relaxed, à l’aise, in Brugge veranderde dat. Ik moest op tijd komen, ik leerde het verschil tussen werken en plezier maken. Dat verschil konden Christophe Daum en Michel Preud’homme duidelijk uitleggen… De werkethiek van Timmy Simons of Davy De Fauw, daar keek ik naar op en probeerde ik van te leren. Die tussenstap was handig én nodig om nadien de sprong te maken naar de absolute top.»

Meunier is intussen een wereldburger, die zijn erg bescheiden afkomst ontgroeid is. Maar zelfs in de bruisende metropool Parijs blijft hij vanbinnen vooral Ardennees. Een echte, die helemaal beantwoordt aan het gangbare profiel: koppig, discreet en hard werkend. Meunier is al lang weg uit de Ardennen, maar de Ardennen laten hem niet los en zo wil hij het ook.

Meunier «Natuurlijk is het leven in Parijs in niets te vergelijken met waar ik vandaan kom. Hier is alles chic, extravagant, groots, duur. Wij Ardennezen trekken ons werkplunje aan en stropen de mouwen op. Maar ik voel mij overal thuis: hier en in Bastenaken. Ik ga er ook graag terug. Dat zorgt al een keer voor discussies thuis, want mijn vrouw wil op vrije dagen nóg meer van Parijs ontdekken en ik wil dan soms liever terug naar Bastenaken. Een beetje herbronnen, terug naar de roots. Ik kan er makkelijk een hele dag rondhangen, iedereen kent er iedereen. Wanneer ik er kom, doe ik de hele dag niets anders dan mensen begroeten en kussen geven. Ik ben er thuis, het is er chez moi. Natuurlijk ben ik niet meer dezelfde als toen ik er ben weggegaan, maar dat deel van mij, de Ardennees, is altijd gebleven. En zo is het prima.»

‘Door een YouTube-compilatie van mijn goals kwamen de grote clubs naar mij kijken’ In het shirt van Virton

De Parijzenaar en bij uitbreiding de Fransman heeft een – zacht gezegd – nogal stereotiep beeld van ‘de Ardennen’. De Franse dan, in Noord-Frankrijk, de streek van Sedan.

Meunier «Voor Parijzenaars hinken de Ardennen nog eeuwen achterop. Ze denken dat er nog dorpen zijn zoals zeshonderd jaar geleden, met één waterput in het midden. In België is die mening gelukkig al wat positiever. De mensen komen er om te ontspannen, wij zijn een open en vriendelijk volk. En natuurlijk zitten wij daar een beetje geïsoleerd. Virton wordt al een keer vergeleken met het dorp van Asterix, zonder snelwegen in de directe buurt en met vele kleine dorpjes eromheen.

»De mentaliteit is wel zeer verschillend van die van de Fransen. Al bedoelen wij Belgen met ‘Fransen’ meestal de Parijzenaars. Die zijn voor ons hautain, afstandelijk. Maar zoals al gezegd: ik voel mij hier perfect thuis. En toch zal Parijs niet mijn eindbestemming zijn. Ik zal na (of nog tijdens) mijn carrière blijven reizen. Misschien naar Wenen, dat is ook één van mijn favoriete steden. Wie weet blijf ik daar dan wel plakken.»

4. LE PARC DES PRINCES

Gevoetbald wordt er op die plek al sinds 1903, maar het huidige Parc des Princes staat er pas sinds 1972. De Franse president Georges Pompidou, toen al ziek, kwam het lintje doorknippen. De naam van het stadion heeft misschien niet de weerklank van Wembley, Camp Nou of Anfield Road, maar het Parc des Princes, aan de Porte Saint-Cloud, op een steenworp van het beruchte Bois de Boulogne, is net zo goed een mythische plek met een rijke geschiedenis. PSG was al een keer Europese top in de jaren 90 met geweldige voetballers als Ronaldinho, Rai, Ginola of Weah. Maar het is het huidige PSG, dat van de Qatari, dat een geweldige magneet is voor voetballers. Ook voor Meunier.

Meunier «Mijn nieuwe club kon echt geen andere zijn dan PSG. Ik stond op een zucht van een transfer naar de Premier League, toen mijn manager mij tijdens het EK in Frankrijk belde op mijn kamer in Bordeaux. ‘PSG wil je, ze sturen een vliegtuig om je naar Parijs te brengen,’ zei hij. Het leek surrealistisch. Langer dan een uur hebben de onderhandelingen niet geduurd. C’était génial. Niet dat ik vroeger altijd al een grote fan was van PSG, maar dit was fantastisch, ik had tranen in mijn ogen.»

Rêvons plus grand. Dat wordt iedereen bij PSG ingeprent. Plus est en vous, altijd je grenzen verleggen. Thomas Meunier is zelfbewust en heeft best veel zelfvertrouwen, maar van een carrière als profvoetballer, bij PSG dan nog, had hij nooit durven dromen.

Meunier «Ik heb de droom om profvoetballer te worden als kleine jongen wél lang gekoesterd, maar toen ik werd weggestuurd bij Standard heb ik hem opgeborgen. Ik wilde stoppen met voetballen. Als mijn moeder mij niet zo hevig had aangemoedigd en gemotiveerd, dan was ik ermee opgehouden. Enfin, ik wilde wel nog voetballen, maar voor de fun, met vrienden en daarna pinten pakken. Zelfs toen ik bij Virton in derde klasse toch weer ernstiger met voetbal bezig was, durfde ik er niet aan te denken dat ik ooit, op een dag, van voetballen mijn beroep zou kunnen maken.

»Ik zeg ook altijd: ik heb mijn carrière te danken aan YouTube. Er was een periode bij Virton dat alles lukte. Ik maakte doelpunten vanop dertig meter of met een omhaal los in de bovenhoek of na een geweldige actie. Enfin, de ene goal nog straffer dan de andere, en een vriend had een compilatie daarvan op YouTube gezet. Dat trok de aandacht van scouts van onder meer Standard en Anderlecht, die dan naar wedstrijden van mij kwamen kijken. Er zijn er heel wat geweest, maar hun conclusie was altijd dezelfde: niet goed genoeg voor het hoogste niveau. Tot Luc Devroe kwam en mij vertelde dat Club Brugge mij wilde halen. Er was ook interesse van KV Kortrijk en Zulte-Waregem en mijn vrienden verklaarden mij gek dat ik zo hoog mikte. Maar mijn logica was simpel: als ik in Brugge mislukte, kon ik nog naar Kortrijk of Waregem. Ik herinner mij dat Vincent Mannaert van Club zei dat ik meteen uitgeleend zou worden aan Sint-Truiden – ik had ook met Roland Duchâtelet gepraat – maar ik ben gebleven. Met dank aan de coach van toen, Adri Koster. Die riep mij na twee weken bij zich en was vol lof over mijn mentaliteit en werkijver. ‘Er is stevige concurrentie met Dalmat, Lestienne of Dirar, maar als je hard werkt en je bent beter, dan zet ik je in de ploeg,’ zei Koster. Et voilà.»

‘Mijn werk in de fabriek heeft mij mee gevormd. Ik denk niet dat er in de kern van PSG veel spelers zitten die nog echt gewerkt hebben’

Sindsdien is niets nog wat het was voor Thomas Meunier. Zijn maanden in de fabriek van Saint-Gobain hebben zijn karakter mee gevormd en maken dat hij nuchter kan omgaan met zijn veranderde status, zijn ruimere financiële mogelijkheden. Dat hij beter bestand is tegen de verleidingen in het bestaan van een populaire profvoetballer in een grootstad als Parijs. Uitspattingen zijn aan Meunier niet besteed, hij weet nog heel goed wat de waarde van geld is.

Meunier «Toen ik achttien was, had ik mijn diploma kunstonderwijs, maar omdat ik bij Virton wilde blijven voetballen, was het niet mogelijk om bijvoorbeeld in Leuven te gaan studeren. De ploegafgevaardigde werkte in de fabriek van Saint-Gobain in Bastenaken en hielp mij aan een baantje. Ze maakten er allerlei onderdelen voor auto’s, voorruiten en zo.

»In mijn jeugd hebben wij het financieel nooit makkelijk gehad. Ik heb geen armoede gekend, maar ik woonde alleen met mijn moeder en zus en vond het maar normaal dat ik zelf ook geld binnenbracht. Ik heb mij in die fabriek geweldig geamuseerd. Het was eigenlijk een loods van wel een kilometer lang, dus ik was de hele dag op pad. Er werkten veel jonge mensen en tegelijk leerde ik als jonge snaak van achttien veel over het leven van mannen die tien of twintig jaar ouder waren. Het was gewoon een geweldige tijd en de banden zijn gebleven. Ik heb er nog vrienden, ze werken er nog. Die ervaring als handarbeider heeft mij als mens toch mee gevormd. Ik denk niet dat er in de kern van PSG veel spelers zitten die nog echt gewerkt hebben. Timmy Simons bijvoorbeeld wel, die heeft nog in het bedrijf van zijn vader mee ramen en deuren geïnstalleerd.

»Ik ben mij dus nog altijd heel bewust van de waarde van geld. Ook al is mijn leven op dat vlak natuurlijk helemaal veranderd. Ik heb nu mogelijkheden die ik nooit eerder heb gehad. Een mooie, grote auto bijvoorbeeld. Toen ik in de fabriek werkte, reed ik met een oude Polo. Als je harder dan honderd ging, begon die aan alle kanten te schudden en moest je je vastklampen aan het stuur. Bij sterke zijwind ging je gewoon de weg af. Nu rijd ik met een fraaie Mercedes, dat scheelt. En ik kan op restaurant. Vroeger ging ik naar McDonald’s of lokale pizzeria’s, nu reserveer ik al een keer in Le Jules Verne, 125 meter hoog op de Eiffeltoren. En natuurlijk ga ik ook naar exclusieve feestjes in hippe tenten in Parijs, waar de jetset verzamelt en waar zo veel mogelijk opvallen het doel is. Maar je kan daar op twee manieren naartoe: in een oranje kostuum met een geel hemd en een reuzegroot uurwerk of gewoon onopvallend. Behoorlijk anoniem plezier maken met vrienden. Zo doe ik dat.

»Mijn levensstijl is dus wel veranderd, maar niet mijn manier van denken of mijn levensfilosofie, mijn mentaliteit. Ik ga nog altijd graag naar Bastenaken om met mijn vrienden op café pinten te drinken en een pak frieten te eten. Met mate, welteverstaan (lacht). Soms overdrijf ik een beetje, ben ik te spaarzaam, volgens sommigen zelfs een beetje gierig. Mijn makelaar zegt wel vaker: koop je toch iets leuks, je hebt een mooi contract, een Rolex bijvoorbeeld, die heb je voor 7.000 euro. Dan zeg ik hem dat ik voor dat bedrag een auto koop, ik ben niet gek. Het eenvoudige uurwerk dat ik draag, heb ik gewoon gekregen van mijn sponsor. En het vertelt mij net zo goed hoe laat het is.»

In een wereld waar geld intussen alles beheerst en bepaalt, voetbalt Meunier dan nog uitgerekend bij Paris Saint-Germain, dé poenclub bij uitstek. De club die de transfermarkt dynamiteerde door meer dan 400 miljoen neer te tellen voor twee voetballers: Neymar en Mbappé. Een club die de regels van de Financial Fair Play krombuigt en gevreesd én beschimpt wordt door het establishment van het Europese voetbal uit Madrid, Barcelona of München. In die bijzondere wereld van het grote geld voetbalt Meunier dus bij de club van het nóg grotere geld. Hij haalt de schouders op.

Meunier «Voetbal is business, alles draait om geld, zo is het nu eenmaal. De ziel van de club, de clubcultuur, dat telt nog weinig, het gaat om de beste spelers kopen. Dani Alves zit er al vijftien jaar in, hij heeft de evolutie gezien en voelt er zich almaar minder in thuis. Het is een plastic wereld, het voetbal is vervuild door de commercie. Maar ik ga er niet over klagen, dat zou pas hypocriet zijn. Ik profiteer ervan. Nee, het voetbal heeft mij alles gegeven. Het heeft mij tot in het hart van de mooiste stad ter wereld gebracht. Aan het eind van mijn carrière zal ik in alle opzichten een rijk man zijn.»

Stijn Vlaeminck, ‘Elf over 11’, Lannoo