Dossier kleuterterreur: hoe ga je om met een driftige dreumes? ‘Als we die kleuters nu niet helpen, belandt een deel van hen later in de jeugdcriminaliteit’ – Humo: The Wild Site

Gepubliceerd op Auteur: koenarchief


Dossier kleuterterreur: hoe ga je om met een driftige dreumes? ‘Als we die kleuters nu niet helpen, belandt een deel van hen later in de jeugdcriminaliteit’

‘Eén van onze jongens stak een schaar in het been van een stagiaire. Op zo’n moment lijkt een kleuter een beetje op een wild dier’

Eveline woont met haar gezin in een mooie villa tussen het groen. Het bordje met spelende kinderen langs de oprijlaan verraadt dat hier geregeld geravot wordt. Alleen neemt dat ravotten soms destructieve proporties aan, in het geval van haar zoontje Arthur (6).

Eveline «Gisteren ging hij spelen in de tuin. Hij had zijn speelgoedhark de avond voordien in het gras laten liggen, waardoor de maairobot er ’s nachts overheen was gereden. Toen hij die kapotte hark zag, raapte hij het ding op en stormde hij weg. Ik heb nog geroepen, maar niets kan hem op zo’n moment tegenhouden: je had hem met die hark moeten zien inhakken op die machine. Een ander kind zou beginnen te huilen omdat z’n speelgoedje kapot is, maar Arthur wordt woest. Hij weet dan met zijn emoties geen blijf en kan alleen nog impulsief reageren. Huilen doet hij trouwens zelden. Als hij begint, weet je dat je diezelfde avond nog op de spoeddienst zit: dan is het serieus.

»Nog zo’n voorbeeld: we hadden Arthur ingeschreven voor privézwemlessen. Na amper een kwartier kwam de zwemleraar me zeggen: ‘Ik zie dit niet zitten, mevrouw. Uw zoon is hyperkinetisch.’ Overal – thuis, op school, in de sportclub – vertoont Arthur hetzelfde gedrag: hij is druk, eist alle aandacht op en verstoort de boel.»

HUMO Was hij als baby al zo?

Eveline «Het was zeker geen onhandelbare baby. Hij had wel veel energie, maar dat vonden we positief. In de crèche doken de eerste problemen op: Arthur moest in een apart kamertje slapen, anders zette hij de boel op stelten. Thuis werd het ook meer en meer een continue strijd: niet aan tafel willen, z’n kleren niet willen aandoen. Constant liepen wij als kat en muis door het huis, achter Arthur aan.

»Toen hij naar school begon te gaan, werd ik aangesproken aan de schoolpoort door ouders: Arthur had hun kind pijn gedaan. ‘Bij mijn kind zou het niet waar zijn!’ zeiden ze dan. Soms spraken ze Arthur zelfs rechtstreeks aan. Eén keer heb ik een mail van een mama gekregen: ‘Gaat Arthur naar dat sportkamp? Dan stuur ik mijn kind naar het andere.’

»Ik ben ook een keer de apotheek binnengestapt: ‘Kunt u mij zeggen hoeveel de mevrouw die hier net was, heeft betaald?’ Arthur had haar kindje gekrabd. Door de kosten om dat wondje te verzorgen op mij te nemen, wilde ik het toch een beetje goedmaken. Als ouder voel je je zo machteloos.»

HUMO Arthur is wellicht niet het populairste jongetje van de klas?

Eveline «In zijn hele schoolcarrière is hij nog maar op één verjaardagsfeestje gevraagd. Dan zie ik op Facebook foto’s van feestjes passeren, waarop al zijn klasgenootjes staan te glunderen. Dat doet pijn.

»Eén moment zal ik nooit vergeten: ik had Arthur ingeschreven voor een sportkamp. De eerste week verliep vrij vlekkeloos, maar halfweg de tweede week kreeg ik te horen dat er een incident was geweest. Als zijn gedrag niet verbeterde, zou het sportkamp afgelopen zijn voor hem én zou hij er nooit meer welkom zijn.»

HUMO Wat was er gebeurd?

eveline «Hij had ruzie gekregen met een kindje, was zijn fruitvorkje uit z’n brooddoos gaan halen en had ermee gedreigd: ‘Ik ga je steken.’ Hij was toen 4. Hem vragen waarom hij zoiets doet, heeft geen zin. Hem terechtwijzen evenmin. Het glijdt gewoon van hem af. Als ik mij boos maak op zijn zusje, dan begint ze te huilen en schaamt ze zich. Arthur niet. Niemand lijkt vat op hem te hebben. Gisteren heeft hij zijn juf nog toegesnauwd: ‘Jij hebt mij niets te zeggen!’ Als je hem als buitenstaander bezig ziet en zijn mooie kanten niet kent, dan denk je: ‘Wat een brutaal kind.’»

dikke duim

eveline «Arthur heeft een enorme aversie voor wat hij als onrecht ervaart. Op kamp heeft hij een jongetje een bloedneus gemept, omdat hij niet kon slapen door zijn gesnurk. Arthur redeneert dan: ‘Door hem kan ik niet slapen en dat is niet eerlijk.’»

HUMO Het moet veel van jullie vergen om dat gedrag in goeie banen te leiden. Jij bent zelfs een tijdje uitgevallen op je werk.

eveline «Dat had vooral met de complicaties van mijn tweede bevalling te maken, al speelde het gedrag van Arthur ook mee. Als ik terugdenk aan de zwaarste periode, net voor ik begeleiding vond voor Arthur, dan vraag ik me nog altijd af: ‘Waar haalde ik de moed vandaan om dat vol te houden?’ Op mijn werk gaf ik leiding aan meer dan 100 mensen, maar mijn eigen zoon van 4 kon ik niet de baas.»

HUMO Gedraagt Arthurs zusje zich ook zo?

eveline «Nee. Ze krijgen dezelfde opvoeding en toch kan het verschil niet groter zijn. Onlangs is Arthur een maand op vakantie geweest. Ongelofelijk hoe kalm en rustig mijn leven plots was. Iets té rustig: soms zette ik de radio aan, gewoon om toch wat van de drukte te hebben die ik zo gewoon ben.

»Na dat incident op het sportkamp heb ik een klik gemaakt: we móésten iets doen. Tegen die tijd had hij al een serieuze reputatie. De juf vertelde dat – op een dag dat Arthur afwezig was – er twee kindjes waren komen vertellen dat Arthur hun pijn had gedaan. ‘Dat kan niet,’ zei de juf. ‘Arthur is er niet.’ Eens je die stempel hebt, is het zo moeilijk om hem weer kwijt te raken. Ook op de zwemles zag ik het gebeuren. Toen Arthur van de ene groep naar de andere verhuisde, waarschuwde de ene juf de andere: ‘Succes, nu zit nu jij met hem opgescheept.’ Daarom heb ik hem nu ingeschreven op de scouts in een naburig dorp. Daar kan hij met een schone lei beginnen.

»We hebben Arthur laten testen. Risico op ADHD, luidde het verdict. Maar ook: gebrek aan empathie. Daar schrokken wij nog het meest van, al weten we intussen dat Arthur wél empathie heeft, alleen niet altijd of voor iedereen. Maar aan zo’n diagnose heb je eigenlijk niet veel. Het probleem is er niet mee verholpen.»

HUMO Uiteindelijk kregen jullie begeleiding, na een jaar op de wachtlijst te hebben gestaan.

eveline «Tien donderdagen lang mocht Arthur een hele dag gaan spelen bij Stop 4-7, in een groepje met 10 kinderen. Als ouder kwam je er na de middag bij en kreeg je uitleg en tips over hoe je kind aan te pakken. Ook de school werd erbij betrokken.

»Bij Stop 4-7 geven ze de kinderen voortdurend complimenten, voor de kleinste dingen: ‘Flink dat je je handen wast’ en ‘Fijn dat je me aankijkt als ik je aanspreek’. Op het eind van de eerste dag kregen de kindjes, in het bijzijn van de ouders, twee dikke duimen en een applaus van alle juffen. Dan zie je hoe onwennig ze daarop reageren. Die kinderen zijn het gewoon dat iedereen voortdurend op hen zit te vitten, een duimpje omhoog krijgen ze nooit. Het gevolg is dat ze met een laag zelfbeeld kampen. Arthur ook. Hij zegt het vaak: ‘Ik ben Arthur en ik ben stout.’ Ik schiet nog altijd vol als ik aan dat applausmoment denk.

»Het was ook een opluchting om te horen dat andere ouders met hetzelfde probleem óók niet meer bij vrienden op bezoek gaan, uit angst dat hun kind zich zal misdragen. Mijn beste vriendinnen gaan elke zomer samen naar zee met de kinderen. Ik ben nog nooit meegegaan.»

HUMO Wat als jullie niks hadden gedaan aan Arthurs gedrag?

eveline «Dan was hij van school weggestuurd. Dat is mijn grootste angst. Volgend jaar moet hij naar het eerste leerjaar en daar moet het vooruitgaan. Als de juf dan een paar lastigaards in toom moet houden, dan gaat ze dat uitwerken op hem. Waarop hij binnen de kortste keren schoolmoe zou worden, ook al scheelt er niets aan zijn intelligentie: hij heeft een verbaal IQ van 132 en spreekt drie talen. Hij is pienter genoeg.

»Gelukkig heeft hij nu een juf die goed snapt hoe ze met hem moet omgaan. Zij ziet ook z’n kwaliteiten. Dat hij een geboren leider is, bijvoorbeeld. Dan laat ze hem op het schoolfeest vooraan in de rij lopen als ze moeten marcheren. Zet Arthur achteraan – zoals andere juffen zouden doen met het stoute kindje van de klas – en hij schopt of slaat de kindjes voor hem. Maar laat hem de boel leiden en hij voelt zich perfect in z’n element.

»Dankzij Stop 4-7 weten we nu dat Arthur het kán. De continue strijd was gestaakt, hij luisterde veel beter. Nu heeft hij even een terugval, maar met veel structuur en met de tips die we kregen, zullen we zijn gedrag wel weer op de rails krijgen. We hebben geen keuze: we móéten dit goed krijgen. Het is ons kind.»

‘Veel van de kinderen die we helpen, komen uit tweeverdienersgezinnen. Die ouders hebben het vaak moeilijk om streng of consequent te zijn ”

Vier papa’s

Bij Stop 4-7 weten ze hoe ze driftige dreumesen moeten aanpakken. Elk jaar begeleiden ze meer dan 300 gezinnen in heel Vlaanderen. ‘En de wachtlijsten zijn lang,’ zegt pedagoog Wim De Mey.

Wim de mey «85 procent van de kinderen groeit zonder problemen op – dat is het goede nieuws. De overige 15 procent worstelt ergens mee. Dat kan agressie zijn, maar ook depressie, overgewicht… En die problemen beginnen al op kleuterleeftijd.

»Het valt niet te zeggen of er vandaag meer kleuters met gedragsproblemen zijn dan vroeger. Cijfers daarover bestaan niet. Het zou kunnen dat ouders makkelijker de weg naar ons vinden. Al blijven problemen met je kind nog altijd taboe. Ouders krijgen vaak te horen: ‘Kun jij je kind niet opvoeden?’ Of: ‘Geef hem maar eens aan mij, het zal rap opgelost zijn.’ Onzin, natuurlijk. De meeste ouders zijn de beste therapeuten voor hun eigen kind.

»De wereld is de voorbije 20 jaar nog een stuk complexer geworden. De druk op kleuters neemt alsmaar toe. Je zou ervan versteld staan wat ze al moeten kunnen op school. Sommige kleuters falen, krijgen al snel het gevoel: ‘Het is nooit goed genoeg,’ en worden kwaad. Daarbij komt nog dat de gezinnen er niet eenvoudiger op worden. Tot hun 4 jaar hebben kinderen nood aan één lijn in de opvoeding. Daarna komen ze snel te weten: ‘Dit mag bij mama, dat mag bij papa.’ Maar als een jonge kleuter twee mama’s en twee papa’s heeft, dan moet hij al van vier mensen gaan uitzoeken wat mag en wat niet. Dat vergt veel energie. We zien hier kinderen van 5 die, ondanks hun prille leeftijd, al vier papa’s hebben meegemaakt.»

HUMO Zijn kleuters mondiger dan vroeger?

de mey «Ja. Ouders van nu zijn meer geneigd om dingen uit te leggen en te onderhandelen. Daardoor leert het kind: ‘Als ik het maar goed kan uitleggen, dan kom ik ermee weg.’

»Op zich is er niks mis met de dingen uitleggen. Ik had als kind een meester die, als ik hem vroeg waarom, steevast antwoordde: ‘Daarom. Omdat ik het zeg.’ Daar moeten we absoluut niet terug naartoe. Maar je kan als ouder niet blijven onderhandelen. Als je één keer hebt uitgelegd waarom iets niet mag en de kleuter doet het opnieuw, dan zeg je: ‘Gedaan.’

»De kinderen die bij ons komen, vertonen allemaal agressief en driftig gedrag. Dat gaat van zich op de grond gooien of met dingen smijten als ze hun zin niet krijgen, tot slaan, bijten en spuwen. Eén van onze jongens heeft een keer een stagiaire in haar been gestoken met een schaar. Er was tijdens een conflict een pot met scharen op de grond gevallen. Omdat hij zich onveilig voelde, heeft hij een schaar genomen en gestoken. Op zo’n moment lijkt een kleuter een beetje op een wild dier.»

Tikken uitdelen

HUMO Onderzoeken jullie eerst of er iets achter het gedragsprobleem schuilgaat? ADHD, autisme, leerachterstand…?

de mey «We gaan niet actief op zoek naar diagnoses, nee, ook al vragen ouders dat vaak. Elk kind heeft een handleiding en die zat er niet bij toen het kind werd geboren. Gedurende 10 weken gaan we samen met de kinderen en de ouders aan de slag om die handleiding te vinden. We zouden kunnen speuren naar autisme, maar het is nuttiger om uit te zoeken wat een kind helpt, wat het nodig heeft.

»Veel ouders komen bij ons met de vraag: ‘De psychiater zegt dat ons kind oppositioneel opstandig gedrag heeft, ODD. Maar wat is dat?’ Dat is grotendeels een opvoedingsprobleem. Eigenlijk wil het zeggen: wat je tot nu toe doet, is niet wat je kind nodig heeft. Dat willen ouders natuurlijk niet horen, maar het valt gelukkig wel te verhelpen. Als we de juiste handleiding vinden, dan hoeven die kinderen dat niet hun hele leven mee te dragen.»

HUMO De vraag die elke ouder zich stelt: ‘Is het gedrag van mijn kind normaal?’ Elke kleuter heeft weleens een driftbui.

de mey «Een kind is het agressiefst op de leeftijd van 30 maanden. Het begint al wat te kunnen, maar veters knopen of zelf een boterham smeren, dat lukt nog niet. Dat is frustrerend en dus wordt het kwaad. Tegelijk is de taal nog niet genoeg ontwikkeld om te zeggen: ‘Ik vind dit frustrerend.’ Dus gaan ze bijten, krabben en slaan. Stap maar eens een crèche binnen: je wil als mama of papa niet weten wat voor agressieve taferelen zich daar dagelijks afspelen (lacht).

»Normaal heeft een kind op zijn 4de voldoende taal om zich uit te drukken en heeft het ook geleerd met frustraties om te gaan. Dat laatste is erg belangrijk. Vergelijk het met een inenting tegen de griep: je moet je kind kleine beetjes frustratie meegeven – ‘Je zal even moeten wachten, want nu ben ik aan het koken en kan niet naar je luisteren’ – waardoor het leert daarmee om te gaan. Maar er is ook een groep die na z’n 4 jaar agressief en opstandig blijft. Ligt dat aan de aard van het beestje? Deels, maar het ligt ook aan ouders die hun kind te veel z’n zin hebben geven.»

HUMO Als een gezin met drie kinderen zich bij jullie aandient – twee kinderen gedragen zich voorbeeldig, maar de derde zaait terreur – dan kan het toch niet aan de opvoeding liggen?

de mey «Toch wel. Voor dat ene kind werkt die opvoeding niet. Dat kind heeft een andere handleiding en daarmee zullen de ouders rekening moeten houden.»

HUMO Zijn ouders over het algemeen lakser geworden?

de mey «De slinger gaat altijd heen en weer tussen laks en streng opvoeden. Bij de oprichting van Stop 4-7 in 2000 vond iedereen ons streng, omdat we hamerden op gehoorzaamheid. Tien jaar later waren we hip: plots vond iedereen dat kinderen weer moesten leren om grenzen te accepteren.

»Veel van onze kinderen komen uit tweeverdienersgezinnen. Die ouders hebben het vaak moeilijk om streng of consequent te zijn: ‘We zien ons kind maar 1 of 2 uur per dag.’ Zij laten het liever aan de school over om hun kind grenzen aan te leren. Je hebt ook ouders die denken dat wij hun kind zullen veranderen, maar zo werkt het niet. De omgeving moet méé veranderen.

»Je zal van mij nooit horen dat het de schuld is van de ouders. Ik ben in al die jaren nog nooit ouders tegengekomen die met opzet de opvoeding van hun kind verknoeien. Ongeveer al onze gezinnen delen weleens een mep uit. Dat is pure onmacht – geen enkele ouder deelt tikken uit voor zijn plezier. Alleen helpen meppen niet.»

HUMO Klagen en mopperen op je kleuter helpt ook niet.

de mey «Nee. Net zoals dreigen en vervolgens niets doen. Niemand vindt dat leuk: de ouders niet, maar hun kinderen ook niet. Ze hebben veel meer aan ouders en leraren die zeggen: ‘Tot hier en niet verder.’ Als een kind iemand slaat bij ons, dan moet het aan de kant gaan staan en tot 10 tellen – geen spectaculaire straf, dus. Als ze iets goed doen, dan overladen we hen met complimenten. We zijn streng, maar positief. Bij de meeste kinderen werkt dat goed.»

Niet jouw vriend

de mey «Je zou ervan versteld staan hoeveel ouders het al hebben opgegeven met hun weerspannige kleuter. Dat mag je vooral niet doen. Ik denk nu aan één van onze vaders, die heel lang heeft geprobeerd zijn twee zonen grenzen te stellen: ‘Nu moet je in je bed’ en ‘Nu moet je aan tafel komen zitten’. Ze vertikten het gewoon. Op den duur heeft die man de handdoek in de ring gegooid, waarna hij in een depressie is gesukkeld. Depressieve gevoelens zien we bij wel meer van onze ouders: ‘Ik ben een slechte vader.’ Wij stellen hen gerust: dat ze naar ons komen, betekent al dat ze goede, bezorgde ouders zijn.»

HUMO Grenzen stellen is cruciaal, onthouden we.

de mey «Dat is, naast het gevoel hebben graag gezien te worden, één van de basisnoden van elk kind. Denk je dat een kind het leuk vindt om een volwassene in het gezicht te spuwen? Als die volwassene daar niet op reageert, dan denkt het: ‘Wat een weirdo!’ Grenzen geven kinderen een veilig gevoel. Als zij niet op een ander mogen slaan, dan mag die ander ook niet op hén slaan. Dat is een leukere wereld dan één waarin alles mag en kan.

»Ik ben zelf redelijk streng met de kinderen in ons programma, maar ik heb nog nooit een kind gehad dat me een vreselijke ambetanterik vond. Behalve misschien die ene keer, vorig jaar. Op het eind van de dag zei ik tegen een jongetje dat best lastig was geweest: ‘Je blijft wel mijn vriend.’ Waarop hij terugbeet: ‘Maar jij niet die van mij.’ (lacht) Maar ook dat is goed gekomen. Niemand van onze kinderen heeft al afgehaakt.»

HUMO Hangen kleuters soms zo erg het ettertje uit dat ze van school worden weggestuurd?

de mey «Dat gebeurt. In het najaar hadden we nog zo’n jongetje. Hij deinsde er niet voor terug zijn juf te slaan.

»Soms krijgen we een vraag voor hulp van een school die op het punt staat een kind weg te sturen. Als ze van ons alleen willen horen dat het probleem zo groot is dat wegsturen als enige optie overblijft, dan heeft het weinig zin. Als een kind het gevoel heeft dat ze het niet meer willen op een school, dan is het niet geneigd nog z’n best te doen.

»Je hebt ook ouders die ermee dreigen hun kind op internaat te sturen. Soms kan dat voor wat rust zorgen, maar het verandert niets aan het probleem. Integendeel: het kind krijgt het gevoel dat de ouders het niet in de buurt willen en het wordt alleen kwader. Wij hebben geleerd om die kinderen letterlijk te zeggen dat we ze graag zien: ‘Wat je dóét vinden we niet oké, maar we zien je wel graag en gaan samen leuke dingen doen.’ Het verschil maken tussen het gedrag en het kind – een kind is niet stout, maar gedraagt zich stout – maakt een groot verschil.

»Ik heb dertien jaar in de bijzondere jeugdzorg gewerkt. Bij sommige adolescenten van 12 of 13 zag ik in hun dossiers dat er al tien jaar lang iets fout liep en dat er nooit deftig was ingegrepen, waardoor het slechte gedrag zich als een mechanisme had ingesleten. Daarom hebben we met de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent ons project Stop 4-7 op poten gezet: je moet vroeg ingrijpen, wanneer het nog kan. Als ouders naar ons komen, dan doen ze dat omdat ze niet willen dat hun kind eindigt bij de jeugddelinquenten in Everberg. Mocht je niets aan hun gedrag doen, dan zou het met een deel van onze kleuters die kant uitgaan. En dan heb ik het niet alleen over kleuters uit één bepaalde laag van de bevolking. Wij zien hier rijke en arme gezinnen, allochtoon en autochtoon. Onze ouders werken als leerkracht, psycholoog of verpleger. Echt iederéén kan een terreurkleuter in huis hebben.»

HUMO Waarom beperken jullie je tot de leeftijd van 7?

de mey «Vanaf 8 jaar wordt het te riskant om in groep te werken. De mening van vriendjes begint dan zwaarder door te wegen dan wat de juf of de ouder zegt. Onderzoek in de jeugdzorg heeft aangetoond dat 15-jarigen met ernstige gedragsproblemen bij elkaar in een groep plaatsen, ze slechter uit zo’n instelling doet komen dan ze erin gegaan zijn. Met jongeren van die leeftijd kan je best individueel of met het gezin aan de slag gaan, of zelfs niks doen. In groep versterken ze elkaar alleen maar in hun slechte gedrag.

»In Vlaanderen zijn wij nog steeds één van de weinige programma’s die hulp bieden en waarbij het kind én de ouders én de school worden betrokken. Voor een politicus levert het nu eenmaal meer op om te roepen dat hij alle jeugddelinquenten van straat zal halen dan om preventief op te treden. Het kostenplaatje van ons programma is nochtans een fractie van wat een verblijf in Everberg de maatschappij kost. Terwijl de follow-up van Everberg minder positief is: je houdt die jongeren wel even van de straat, maar het valt te bezien of ze echt een klik maken. Voor velen van hen kom je te laat.»

HUMO Voor jullie 4 tot 7-jarigen niet?

de mey «Ik ben er zeker van dat we voor de meesten dat scenario hebben vermeden. Als we ervoor kunnen zorgen dat het kind bij de overgang van de kleuter- naar de lagere school niet naar het bijzonder onderwijs moet, omdat het te lastig of te stout is, maar in z’n gewone school mag blijven en het gevoel heeft dat het erbij hoort, dan is dat al een grote stap in de goede richting.

»Onlangs kreeg ik een telefoontje van de papa van een meisje dat hier 16 jaar geleden was geweest. Hij wilde ons bedanken: ‘Mijn dochter is nog steeds een pittige dame, maar dat zorgt er ook voor dat ze slaagt in de dingen waarvoor ze gaat.’ Het meisje studeert intussen aan de hogeschool. Die omslag was zelfs te zien op de familiefilmpjes uit die tijd, zei hij: ‘Vóór we bij jullie kwamen, deden we niks anders dan roepen tegen elkaar. Daarna gingen we anders met elkaar om, rustiger, positiever.’

»Voor mij is onze begeleiding een succes als de ouders en leraren weggaan met het gevoel van: ‘We kunnen het weer zelf.’ Die kinderen zullen nog weleens ontploffen, maar zolang de ouders en leraren weten hoe ze ermee moeten omgaan, is dat geen probleem. Wij zullen er niet opeens een ander kind van maken. Dat zou ik jammer vinden: ik werk graag met deze kinderen, net omdat er zoveel potentieel en kracht in hen zit.»

Klein monstertje

In de woonkamer van Barbara hangt een grote foto van haar zoon Guillaume (7) op zijn allereerste schooldag. Met zijn verlegen lachje en blonde krullen heeft hij iets engelachtigs. Perfecte camouflage voor de bengel die er lange tijd onder schuilging.

barbara «‘Een sloebertje,’ zo noem ik hem altijd. Het woord ‘stout’ komt niet meer over mijn lippen. Dat woord heb ik zo vaak moeten horen – van vrienden, van familie, op school – dat ik heb beslist: ‘En nu gebruik ik het nooit meer.’ Mijn kind is géén stout kind, het is een sloebertje. Dat klinkt veel positiever.

»Toen Guillaume 2 jaar was, begon ik te merken dat er iets niet klopte aan zijn gedrag. Hij had driftbuien die uren konden duren. Dan sloeg en schopte hij mij, en begon hij te roepen en te tieren. Het hield niet op. Wat hem vooral deed ontploffen, waren berispingen. Dat kon hij niet verdragen. Zei ik dat hij niet met zand mocht gooien, dan vloog hij me aan en trok hij mijn haren uit. Soms had ik zelfs blauwe plekken in mijn gezicht. Ik begon te denken dat ik een monstertje op de wereld had gezet.»

HUMO Hoe reageerde je daarop?

barbara «Wat kun je doen? Het blijft een kind. Eén keer heb ik hem een tik gegeven. Het hielp niet. Integendeel: hij heeft me die tik heel lang kwalijk genomen. Het enige wat ik kon doen, was wachten en hem proberen te kalmeren. Ik ging tot het uiterste om te vermijden dat hij een driftbui zou krijgen. Het was de enige manier voor mij om toch nog een béétje een leven te hebben. Op den duur zei ik zelfs: ‘Doe mij maar pijn.’ Hij bleef dan wel slaan, maar ik zag in zijn ogen dat hij dat eigenlijk niet wilde, dat hij zelf ook niet wist waar al die woede vandaan kwam.

»Ik ben een alleenstaande moeder – zijn papa is sinds de geboorte nooit in beeld geweest. Door die situatie ben ik opnieuw bij mijn moeder moeten intrekken. Zij kon het niet laten zich te bemoeien met hoe ik mijn baby grootbracht. Ik voelde me niet gewaardeerd in mijn moederrol, waardoor Guillaume en ik ons niet op de juiste manier aan elkaar konden hechten. Met mijn moeder had ik voortdurend ruzies. Als baby zat Guillaume altijd tussen de spanning en de stress. Ik denk dat daar de kiem is gelegd voor zijn latere driftbuien.

»Op school ging het van meet af aan niet goed. Hij knuffelde de andere kindjes zo hard dat hij ze pijn deed. Maakte iemand hem boos, dan werd hij agressief. Het was altijd wat. Ik werk in een brasserie, waar veel ouders na schooltijd komen. Continu kreeg ik ouders aan mijn toog: ‘Jouw zoon heeft mijn zoon weer gebeten.’ Ik kon alleen maar zeggen: ‘Ik werk eraan.’ Zelfs vrienden gaven me commentaar. Toen ik zei dat ik hulp zou zoeken voor Guillaume, lachten ze me uit: ‘Het ligt aan je opvoeding. Dat kind heeft gewoon een vader nodig.’ Als alleenstaande moeder moet je altijd tegen die vooroordelen opboksen. Terwijl ik zo trots ben dat ik het allemaal in mijn eentje bolwerk.

»Iedereen was altijd maar op Guillaume aan het vitten en geen enkel kindje wilde nog met hem spelen. Op een dag keek ik in mijn achteruitkijkspiegel en zag ik hoe lamlendig hij op de achterbank door het raampje zat te staren. Ik dacht: ‘Mijn kind wordt depressief.’»

HUMO Was je bang dat het helemaal de verkeerde kant zou opgaan met hem?

barbara (knikt) «Heel erg. Tijdens een driftbui zei mijn moeder eens: ‘Op een dag slaat hij je nog dood.’ Ik was woest, maar ik moest toegeven: ik was soms bang van mijn eigen kind.

»Ik zal nooit vergeten dat iemand me zei: ‘Het karakter van een kind is pas gevormd op de leeftijd van 7.’ Ik dacht: ‘Dan moet ik nú iets doen.’ Ik ben naar een psychologe gegaan en heb hem laten testen. Daar kwam niks uit: geen ADHD, geen autisme… Zijn probleem zat puur in zijn gedrag, maar bij de psychologe gedroeg hij zich altijd voorbeeldig. Na een jaar zei ze dat ze niets meer voor ons kon doen. Ze gaf me het telefoonnummer van Stop 4-7.»

‘Op mijn werk gaf ik leiding aan meer dan 100 mensen, maar mijn eigen zoon van 4 jaar kon ik niet de baas ”

HUMO Werkte hun systeem van goed gedrag belonen bij Guilaume?

barbara «Vanaf dag één merkte ik een verschil. Wat Guillaume nodig heeft, zijn positieve stimulansen. Zo doe ik het sindsdien ook: het slechte gedrag negeer ik, voor het flinke krijgt hij een compliment. Niet lang nadat we bij Stop 4-7 waren begonnen, heb ik een uitstap gedaan naar een natuurpark. Voordien was dat ondenkbaar: ik nam hem nergens mee naartoe, zelfs niet naar de slager in de straat. We hadden afgesproken dat hij, telkens als hij iets goeds deed, een sticker op zijn jasje kreeg. Toen we thuiskwamen, hing zijn hele jasje vol. Toen wist ik: dit is een doorbraak. Ik geloof nu weer dat hij het kan, en ik geloof weer in mezelf als moeder. Sinds dit jaar kom ik op elk oudercontact met een grote glimlach buiten. Dat was vroeger wel even anders (lacht).

»Tegenwoordig ben ik zelfs degene naar wie vriendinnen bellen om raad, als ze hun kinderen niet meer de baas kunnen. Maar je hebt ook veel ouders die het slechte gedrag van hun kind niet willen zien. Ik ken een papa die het gewoon weglacht, als zijn zoontjes elkaar naar de keel vliegen. Hij stuurt niets bij in hun gedrag – die kinderen groeien op alsof ze in een jungle leven – maar hij zou nooit toegeven dat het fout gaat. Falen in de opvoeding van je kinderen is kennelijk nog een groot taboe. Wat een opluchting dat ik daar niet aan heb toegegeven.»

www.opvoedingslijn.be
www.stop4-7. be