HANS VANDEWEGHE
oktober 1, 2017hansvdw1
Scoren voor Catalonië
Een club waarvan het stadion op slot ging en de voorzitter werd vermoord door de dictatuur, heeft burgerlijke ongehoorzaamheid in de genen. Hoewel ze er slechter van zouden worden, gaan ze bij FC Barcelona vol voor Catalaanse onafhankelijkheid.
Vorige week zaterdag. In het Montilivi-stadion in Girona. De spelers in de Catalaanse derby tussen de plaatselijke elf en FC Barcelona hadden nog vijf minuten voor ze het veld op moesten, maar het stadion ontplofte al een eerste keer. De speaker schreeuwde zijn keel schor: “We verwelkomen onze president van de Generalitat (de regionale regering van Catalonië, red.), Carles Puigdemont!” Het volk, 13.000 lokale en bezoekende fans, zette het Catalaans volkslied in.
Twee dagen eerder had de Guardia Civil enkele Catalaanse politici onder huisarrest geplaatst en de macht over de lokale politie overgenomen. Prompt volgde een communiqué van FC Barcelona, nog maar eens: “Wij steunen het referendum en de legitieme Catalaanse eis om zelfbestuur en onafhankelijkheid.” Op de Madrileense hoofdzetel van La Liga, de organisator van de Spaanse eerste klasse, werd afkeurend gegromd.
Eerder die week was van La Liga het zoveelste communiqué vertrokken waarbij werd gewaarschuwd dat een onafhankelijk Catalonië er niet moest op rekenen dat zijn topclub bij een afscheuring nog deel zou uitmaken van wat algemeen wordt beschouwd als de sterkste voetbalcompetitie ter wereld. Zeshonderd kilometer naar het noordoosten werd het communiqué verticaal geklasseerd. Soms overstijgen hogere belangen de sportieve en economische winst, bijvoorbeeld de gekwetste Catalaanse ziel en haar drang naar onafhankelijkheid.
Tegen de fascisten
Neen, het komt nooit meer goed tussen enerzijds de regio Catalonië, de stad Barcelona, maar ook niet met de club, en anderzijds het centraal gezag in Madrid en Real, de club die daar deel van uitmaakt. Real betekent koninklijk en van de huidige koning weten de Catalanen in de eerste plaats dat hij de zoon is van Juan Carlos, lange tijd de pop aan het koordje van Francisco Franco. De gevreesde Caudillo stierf in 1975, waarna Juan Carlos de weg van de democratie en zelfbestuur voor de autonome regio’s insloeg.
De laatste keer dat de huidige koning Felipe zich in Camp Nou, de voetbaltempel van FC Barcelona, vertoonde, was op 30 mei 2015 voor de finale van zijn koningsbeker, de Copa del Rey. Zijn kelk moest helemaal leeg. Niet alleen was de thuisploeg finalist, maar de anderen heetten Athletic de Bilbao, uit Baskenland en daar zijn ze nóg minder koningsgezind. Felipe onderging de blasfemie met stijl. Van bij de eerste noot van de ‘Marcha Real’, het Spaans volkslied, steeg een oorverdovend gefluit op van alle zitjes, behalve dan uit het pluche. Het voetbalfeest was Catalaans met een 3-1 voor Barcelona, de 27ste beker (inmiddels zitten ze aan 29) een feit.
FC Barcelona is altijd al een puur Catalaanse club geweest, de aanhang althans. Bij de stichting heetten ze nog een voetbalclub voor buitenlanders te zijn. De Zwitser Hans Gamper, die eerst FC Zürich had gesticht, kwam voor zaken naar Barcelona en bleef daar hangen. Via een krantenadvertentie zocht hij aanhangers van het nieuwe spel om op maandag of donderdag een matchke te voetballen. Veel van de eerste leden waren Engelsen, de uitvinders en exporteurs van soccer.
Het is een misvatting dat FC Barcelona een club zou zijn zoals Athletic, dat lange tijd alleen Basken onder contract nam. ‘El Cant del Barça’, het officiële clublied, heeft het in het eerste vers over ‘Tant se val d’on venim’ of ‘het maakt niet uit waar we vandaan komen’.
Maar het Catalaanse gedoe zoals Hans Gamper die zijn voornaam in het Catalaanse Joan liet veranderen, werkte de ingeweken Castilianen toch behoorlijk op de zenuwen. In 1900, twee jaar na Fútbol Club Barcelona, stichtten die hun versie, Espanyol. Volgens de fans van Barça zijn die van Espanyol gewoon fascisten en de geschiedenis geeft hen gelijk. Vanaf 1918 hebben de supporters van Espanyol, de Brigadas Blanquiazules, actief de falangisten of de Spaanse fascistische politieke beweging gesteund. Tot vandaag noemen de ultrafans van Espanyol zich nationaalsocialisten.
Moord op de president
De eerste echte haat van Barcelona-fans tegen het centrale gezag, de eerste keer dat ze zich als een burgerleger zonder wapens in dienst van een onafhankelijk Catalonië manifesteerden, dateert van 24 juni 1925. In het oude stadion Camp de Les Corts werd tijdens een wedstrijd de ‘Marcha Real’ met het gefluit begeleid. Wat vandaag dagelijkse kost is in Catalonië, was toen relatief nieuw en zelfs gevaarlijk.
De dictatuur van Miguel Primo de Rivera, de kapitein-generaal van de militaire junta, was woedend en als straf werd het toenmalige stadion Camp de Les Corts voor zes maanden gesloten. FC Barcelona-voorzitter Joan Gamper werd uit Spanje verbannen omdat hij het Catalaans nationalisme zou hebben aangewakkerd.
In augustus 1936 werd zijn opvolger, Josep Sunyol, een voorstander van onafhankelijkheid, vermoord door de falangisten en twee weken later moest ook de dichter Federico García Lorca eraan geloven: de burgeroorlog was een maand onderweg. En passant werd de naam van de club verplicht herschreven in het Castiliaans: Barcelona Club de Fútbol. Een jaar later vroeg een groot deel van het team op rondreis in Mexico politiek asiel aan. Het lijk van Sunyol zou pas in 1990 worden gevonden.
Spelend in Camp de Les Corts groeide FC Barcelona tijdens het interbellum uit tot een nationale topclub. Ze trok steeds meer bezoekers, ook omdat het de enige plek was waar het catalanisme vrijelijk kon worden beleefd en waar de gevreesde Guardia Civil niet durfde op te treden. Het stadion werd meerdere malen uitgebreid, tot een uiteindelijke capaciteit van 60.000 plaatsen. Toen de rek eruit was, aan het begin van de jaren 50, begon het clubbestuur met plannen voor een nieuw stadion, het huidige Camp Nou.
Cruijff en Madriditis
Het regime van Franco bevoordeelde Real Madrid en Espanyol op alle mogelijke manieren. Scheidsrechters waren schatplichtig aan de voetbalbond en die at uit de hand van het centrale gezag. De Caudillo was fan van Real, dus was iedereen fan van Real. Na 1960, toen het grote geld in het Spaanse profvoetbal zijn intrede deed, miste FC Barcelona aanvankelijk de boot.
Veertien keer op rij werd het geen kampioen, maar alles veranderde met die ene uitwedstrijd bij het zo gehate Real op 17 februari 1974. Johan Cruijff, gehaald in 1973 van Ajax maar de eerste zeven wedstrijden om onduidelijke redenen – een zogezegd te late transfer – op non-actief gezet door de Spaanse voetbalbond, wervelde die avond over het veld. Hij scoorde zelf in een eclatante 0-5, Barça ging door op het elan en werd kampioen. Cruijff was op slag El Salvador, de verlosser die meteen in zijn eerste seizoen Barcelona kampioen maakte en vooral Franco’s Real in eigen huis vernederde.
Cruijff, die al snel wat Catalaans sprak, wist hoe hij de supporters voor zich moest winnen. Acht dagen eerder had hij nog een signaal gegeven door zijn pasgeboren zoon Jordi te willen noemen, naar de beschermheilige van de Catalanen. De door Madrid aangestuurde administratie weigerde eerst de kleine in te schrijven, want hij was in Nederland geboren, maar Cruijff bleef aandringen.
Vervolgens weigerden ze de naam Jordi, want die was een verboden uiting van catalanisme, maar Cruijff argumenteerde met zijn aangeboren Hollandse recalcitrantie dat zijn zoon in Nederland was geboren, dus mocht het volgens hem wel. Zoveel burgerlijke ongehoorzaamheid was de dienst geboorten niet gewend: Jordi werd ingeschreven.
Openlijk verzet tegen de wetten van de dictatuur waren de Catalanen niet gewend, maar nog vrolijker werden ze van een memorabel interview waarin Cruijff volhield dat Catalonië en Barcelona trotser moesten zijn. “Barcelona gaat gebukt onder een minderwaardigheidscomplex en lijdt aan Madriditis. Wij dachten altijd dat wij het slachtoffer waren, maar dat zijn we niet langer. Laten we naar onszelf kijken en laat de anderen voor wat ze zijn: wij weten wat we willen.”
Cruijff had Catalonië opnieuw bestaansrecht verleend en de politiek volgde: in de naschokken van de titel stichtte de voormalige verzetsstrijder Jordi Pujol op 17 november 1974 zijn Convergència Democràtica de Catalunya (CDC), een liberaal-nationalistische partij. Twee dagen eerder kwam de viering van de 75ste verjaardag van FC Barcelona nog van pas als camouflage voor een clandestiene vergadering van een 125-tal politiek geëngageerde personen.
In Camp Nou omschreef Jordi Pujol de doelstelling van CDC: “Fer país”, een land maken met een eigen ethiek, de Catalaanse gemeenschap opbouwen, het Catalaans hervormen, de Catalaanse cultuur stimuleren, de tradities versterken en een nieuwe economische mentaliteit ontwikkelen. En Real verslaan, dachten alle aanwezigen erbij.
Guardiola, eerst Catalaan
Johan Cruijff is nog een tweede keer bij FC Barcelona gepasseerd en weer kende het catalanisme een revival. Vreemd genoeg onder een voorzitter, Josep Lluís Núñez, die niks moest weten van onafhankelijkheid en die de president van Catalonië liever niet in Camp Nou zag.
Cruijff werd als trainer vier seizoenen op rij kampioen in de eerste helft van de jaren 90 en won in 1992 ook de voorloper van de Champions League door op Wembley Sampdoria te verslaan. Hij onthield zich van politieke commentaren. Een van zijn discipelen in het dreamteam van toen, Josep ‘Pep’ Guardiola, deed dat niet. Hij speelde liever met de Catalaanse ploeg dan met de Spaanse en kwam daar voor uit. Bij elke triomf hulde hij zich in de Catalaanse vlag en ook als trainer beleed hij openlijk zijn catalanisme. Zijn drie titels op rij tussen 2008 en 2011 en twee keer de Champions League bezorgden de Catalanen een gevoel van onoverwinnelijkheid.
Nationale feestdag
Sindsdien is de regionale reflex alleen maar toegenomen. In het seizoen 2013-’14 was het uitshirt zelfs een verticale versie van de geel-rode Senyera, maar dat was een seizoen zonder één enkele prijs en de Catalaanse vlag is sindsdien nog alleen als klein vlagje of zoals dit jaar op de col van het shirt te zien.
Na 11 september 2012, toen voor het eerst anderhalf miljoen Catalanen hun nationale (voorlopig regionale) feestdag vierden in de straten van Barcelona, is Barça een katalysator voor Catalonië en het catalanisme.
In december 2012 bemoeide het zich voor het eerst weer openlijk met de politiek toen een voorstel om Spaans, dus Castiliaans, te verplichten op alle scholen in Spanje werd gelanceerd door de minister van Onderwijs. Onmiddellijk volgde een tweet van Carles Puyol, de captain van FCB, die het voorstel bekritiseerde. De club volgde met een statement dat de taal verbonden is met de wens van een volk om zich te identificeren met zijn geschiedenis en cultuur.
Rond die tijd ontstond een nieuw gebruik in Camp Nou. Bij elke thuiswedstrijd begint het publiek in minuut zeventien na veertien seconden met de Catalaanse vlaggen te zwaaien en schreeuwt het “In, Inde, Independencia”. Of ze zingen het Catalaanse volkslied ‘Els Segadors’. 1714 is het jaar van de annexatie van Catalonië door Castilië. Na een jaar van beleg ging de stad toen door de knieën.
Twee keer Barça-PSG
Hoezeer die politisering van Barcelona, mes que un club of meer dan een club, beangstigt, bewijst het computerspel FIFA van EA. Sinds de versie 2015 geeft het spel ook de gezangen van de fans weer. Op last van het lokale EA-agentschap (in Madrid) werden alle Catalaanse uitingen er uitgefilterd.
Structuren als de Europese Unie zien niet graag wat er in Barcelona gebeurt. Stel je voor dat het lukt en wat dan met Schotland en Vlaanderen? Ook de Europese voetbalbond UEFA ging aanvankelijk in tegen de rol die de club in het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven speelt.
Hoe de supporters telkens massaal zwaaien met de Estelades – de rood-geel gestreepte vlaggen met de witte ster in een blauwe driehoek – is een doorn in het oog. Die vlag is een variant op de Senyera (dezelfde rood-gele kleuren zonder de ster en de driehoek), maar is politiek meer geladen omdat ze de vlag was van de Catalaanse Republikeinen in de burgeroorlog tegen het francistische regime.
Op aandringen van Javier Tebas, de Real Madrid-gezinde voorzitter van La Liga, die ook al de hand had in de boete van 66.000 euro naar aanleiding van de fluitconcerten tijdens de Copa del Rey in 2015, beboette de UEFA twee keer FCB: 30.000 euro na de Champions League-finale in Berlijn in 2015 en nog eens 40.000 euro voor hetzelfde vergrijp in een wedstrijd tegen Bayer Leverkusen. Peanuts voor een club die jaarlijks 600 miljoen euro omzet, maar Barcelona ging uit principe in beroep bij het Arbitragetribunaal voor de Sport (TAS). Die procedure werd even later stopgezet toen de UEFA overstag ging en beloofde de regels voor politieke uitingen conform te maken aan het recht op vrije meningsuiting zoals dat in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is vermeld.
De steun voor de Junts pel Sí (Samen voor Ja) kan voor de club antiproductief en zelfs destructief blijken als La Liga echt van plan is FC Barcelona uit te sluiten. Zelf is de club er nogal gerust op. Ze heeft zes van de laatste tien titels op zak en is samen met Real de motor van de enorme miljardenbusiness die voetbal op het Iberisch schiereiland is geworden. Dat gouden kalf slachten omwille van een politieke boedelscheiding zou onlogisch zijn.
De club weet ook dat er uitzonderingen bestaan: Swansea uit Wales speelt in de Engelse Premier League, Monaco in de Franse competitie. Bovendien is ook Real Madrid niet gediend met het wegvallen van de belangrijkste rivaal en moneymaker. Al helemaal niet als FCB met open armen zou worden ontvangen door de Franse Ligue 1, zoals Monaco. Er valt over na te denken: twee keer per jaar PSG-FCB en omgekeerd, heeft ook zo zijn charmes.