Bron: De Morgen
Corine Koole interviewt over de raadselen van passie en affectie
Roland (58) raakte uitgewoond toen hij jaren voor zijn zwaar zieke vrouw zorgde. Nu hij weduwnaar is, vult hij zijn reserves opnieuw aan.
et was of ik seks opnieuw moest uitvinden. Elf jaar lang is mijn vrouw ziek geweest, tussen 2003 en 2014, het jaar dat ze overleden is. En op een bepaalde manier ben ik al die jaren samen met haar ziek geweest. Ik leidde haar leven, het leven van iemand die zich met een zeer beperkte actieradius buitenshuis begeeft, ik was de mantelzorger, de echtgenoot die haar dag en nacht terzijde stond toen de verschijnselen en bijverschijnselen van de tumoren haar te machtig werden. Tijdens ziekenhuisopnames zat ik naast haar bed en controleerde of de medicijnen wel de juiste waren, of het infuus niet te hard of te zacht ging.”
Met mijn rug naar haar toe had ik me uitgekleed, mijn kleren had ik over een stoel gelegd en beschroomd als een maagd was ik bij haar in bed gekropen
“De reden waarom ik dit noem, is niet om mezelf op de borst te kloppen, niet uit zelfmedelijden, maar uit verbazing dat ik al die jaren uit naam van de liefde mijn eigen leven heb stilgezet. En omdat ik me afvraag, oprecht en open, of dit eigenlijk nog wel liefde mag heten, of liefde en zelfontkenning elkaar niet per definitie uitsluiten. Niet toen ik er middenin zat, maar nu denk ik weleens dat ik mijn onbaatzuchtigheid aangreep om niet te hoeven nadenken, en het innerlijke conflict tussen willen zorgen en zelf willen leven zo uit de weg ging.”
“Dus toen ik vorige winter, anderhalf jaar na haar overlijden tijdens een vakantie in een Afrikaans land, voor het eerst in heel lange tijd weer intiem was met een vrouw, moest ik intens huilen. Met mijn rug naar haar toe had ik me uitgekleed, mijn kleren had ik over een stoel gelegd en beschroomd als een maagd was ik bij haar in bed gekropen. Even bleef ik besluiteloos liggen. Toen pakte zij mijn handen, legde die op haar borsten waar ik ze een paar seconden liet rusten, bang om haar pijn te doen met een verkeerde beweging.”
“Toen lukte het me de zachtheid, het warme van haar stevige gezonde lichaam tot mij te laten doordringen. Ik probeerde me te herinneren wat het ook weer was wat een man met een vrouwenborst doet en begon voorzichtig haar tepels aan te raken. Pas op, waarschuwde ik mezelf, dat je er niet per ongeluk te hard in knijpt. Seks was jaren geleden. En dat terwijl seks toch, hoe zeg je dat, een manier van contact en ontspannen is die door geen enkel ander contact kan worden gecompenseerd.”
“Deze mij eigenlijk onbekende vrouw in deze eenvoudige hotelkamer begon mij te strelen maar ik, stuntel, had zelfs de herinnering aan seksuele tederheid verloren en miste het soort routine in voelen wat een ander fijn vindt. Welke grenzen waren er ook weer? Wanneer was ook weer het moment dat ik mijn handen naar de schaamstreek kon verplaatsen? Angst om me op te dringen, te vroeg klaar te komen, angst voor impotentie: geen puberale onzekerheid bleef me bespaard.”
“Zij merkte het, en stelde me gerust. Heel lief spoorde ze me aan mijn verlegenheid en angst te overwinnen. Toe maar, deed ze, het is goed, en pas na een tijdje lukte het erin te berusten dat je bij seks niet alles onder controle hebt en durfde ik haar aan te kijken, zelfs hier en daar initiatief te nemen.”
Buren en vrienden hadden, hoe logisch ook, de laatste jaren alleen naar mijn echtgenote geïnformeerd. Iedereen wilde weten hoe zij het maakte. En nu bekommerde iemand zich om mij
“Wat er toen gebeurde, was formidabel. Opeens deed ik er weer toe in de ogen van een ander. En niet als iemand die faciliteert, die een ander het leven draaglijker maakt, maar als iemand met eigen behoeften en wensen. Als een man die een vrouw kan laten genieten. Buren en vrienden hadden, hoe logisch ook, de laatste jaren alleen naar mijn echtgenote geïnformeerd. Iedereen wilde weten hoe zij het maakte, of ze vooruitging, of er hoop was. En nu bekommerde iemand zich om mij. Deze prachtige donkere vrouw wilde weten wat ik lekker vond, mijn greep verstevigde zich. Ik omhelsde haar zoals je een kind soms zijn knuffel ziet vasthouden: intens blij maar ook een beetje angstig.”
“Een avond later kookte ze voor me. Groenten, vis en rijst. Ik zie haar nog staan in die keuken. We zaten met zijn tweeën aan tafel en aten zonder al te veel woorden, en ik was zo gelukkig. Dit deed me bijna nog meer dan haar goed gevulde billen en borsten. Beetje bij beetje werden mijn uitgeputte reserves aangevuld.”
Ik wil verder, dolgraag weer meer intimiteit ontdekken, een nieuwe vrouw leren kennen. Maar een echte verhouding schrikt me voorlopig af
“Ik heb vroeger wel eens een blik in een boek van Kluun geworpen, maar toen nooit begrepen waarom een man wiens vrouw op sterven ligt, in godsnaam vreemd zou gaan. Nu denk ik: misschien had ik dat ook moeten doen, ik had mezelf iets moeten gunnen waarmee ik me tijdens haar ziekte had kunnen opladen.”
Mijn echtgenote wilde niet dood, slikte op het laatst dertig pillen per dag. Er was bijna sprake van een zekere behandelingsverdwazing, ook al zei ze soms: als ik er straks niet meer ben, zul je dan goed voor jezelf zorgen? En ik wist wat ze bedoelde, ze had het over een vrouw, liefde, seks, alles wat had stilgestaan. Ze zag dat haar ziekte mij net zo verzwakt had als haar, maar ook zij wist de oplossing niet.”
“Ik had mezelf uitgewoond, en nu was er ineens die onbekende vrouw die alleen maar gaf. Na die paar keer heb ik die Afrikaanse vrouw nog wel eens gezien, maar toen was de vakantie afgelopen en ging ik weer naar huis. Nu zin ik op wat mijn volgende stap moet worden. Ik wil verder, dolgraag weer meer intimiteit ontdekken, een nieuwe vrouw leren kennen. Maar een echte verhouding schrikt me voorlopig af. Niet dat ik niet betrokken wil zijn bij iemands leven, ik deins alleen terug voor een te grote verantwoordelijkheid. Ik ben bang. Bang dat het te snel gaat, bang mezelf uit het oog te verliezen en kwijt te raken wat ik nog niet eens helemaal teruggewonnen heb: plezier, vrijheid, mijzelf.”